En dat is zeven. Door een derde plaats op de 4×100 meter wisselslag haalt Marrit Steenbergen nog maar weer eens een medaille op het EK zwemmen. Waanzinnig knap natuurlijk, ze is de vierde zwemster ooit die het lukt om zeven medailles op één EK te winnen en ze krijgt hiermee terecht een plekje in onze sportgeschiedenis. Maar hoe verhoudt zich dit tot andere sportprestaties?
Het doet me denken aan de eeuwige discussies over ‘de grootste’ in de sport. Neem nou de Olympische Spelen. Telt het aantal titels? Bovenaan de ranglijst staat Michael Phelps, net als Steenbergen actief in het zwemmen. Zowel qua aantal gouden (23) als totaal (28) gewonnen medailles is hij onovertroffen. Ik wil op geen enkele manier afbreuk doen aan deze prestatie, hij heeft het ook nog eens gepresteerd om op één Olympische Spelen acht keer goud te winnen. Maar het is wel zwemmen, waarbij het aantal nummers haast oneindig is: 50 meter, 100 meter, 200 meter, op je buik, op je rug, met je zwembroek binnenstebuiten. En dan ook nog een keer alle combinaties in de vorm van de estafettes.
Is Phelps daarmee beter dan atleet Usain Bolt, die in totaal acht medailles won (alle acht goud) en op plaats tien staat op de ranglijst van succesvolste Olympiërs? Hij won drie Spelen achter elkaar de 100 en 200 meter, koningsnummers op een mondiaal zeer populaire sport. Hoeveel medailles had hij gehaald als de 50 meter ook een nummer was geweest met ook nog eens verschillende technieken op alle onderdelen (‘achteruitlopen’ zou best kunnen denk ik)?
En wat te denken van nummer zes. Birgit Fischer, een kanovaarster die op zes verschillende Spelen goud heeft gehaald. Dat is ook uniek.
Op de genoemde ranglijst staan zeven zwemmers (m/v) en zes turners (m/v) in de top 25, dat is samen dus meer dan de helft en geeft aan dat deze lijst een vertekend beeld geeft omdat de sporten gewoon niet te vergelijken zijn. Maar dat is helemaal niet erg. De discussie over ‘de grootste’ in de sport heeft geen antwoord, het is een heerlijk onschuldige discussie over appels en peren.