Nederlanders kunnen hard fietsen maar ook genadeloos hard vallen.
In de eindfase van een Touretappe in 2011 kegelde een volgauto de halve kopgroep omver; Johnny Hoogerland was het laatste dominosteentje van de vallende renners en belandde met een koprol in het prikkeldraad. Een paar jaar later leek Steven Kruiswijk de Giro te gaan winnen, maar dook in een afdeling over zijn stuur een sneeuwwand in. Twee jaar geleden kreeg Fabio Jakobsen tijdens een sprint een zwiep van een collega, verloor zijn evenwicht en nam in zijn val wat hekken, de finishboog en een official mee.
Van de krantenkop ‘Robert Gesink breek sleutelbeen bij val’ kijk ik ook helemaal niet meer op.
Maar ze vallen niet alleen hard, ze zijn ook bikkelhard.
Hoogerland kreeg 33 hechtingen om zijn huid weer bij elkaar te nieten en zei bij het verlaten van het ziekenhuis: ‘Na de rustdag gaan we gewoon weer fietsen.’ Kruiswijk bleek een rib gebroken te hebben, maar stapte de volgende dag ook gewoon weer op. Kansloos voor de overwinning, maar hij ging door. Jakobsen kon dat niet, hij was levensgevaarlijk gewond en lag dagen in coma. Maar hij herstelde en won dit jaar gewoon een Touretappe.
En dan hebben we ook nog Annemiek van Vleuten.
Tijdens de Olympische wegwedstrijd van 2016 ging zij in winnende positie in een afdaling onderuit. Ze bleef roerloos over een stoeprand liggen, het zag er vreselijk uit. Weg medaille, maar dertig dagen later won ze al weer een koers.
Sinds die val ben ik fan. Af en toe komt ze in het nieuws omdat ze weer eens tegen het wegdek is gekwakt, maar ze komt altijd weer terug en wint echt ongelooflijk veel wedstrijden. Dit jaar is ze als bijna 40-jarige helemaal niet te houden, naast een aantal klassiekers heeft ze zowel de Giro, de Tour als de Vuelta gewonnen (bij de dames, wordt er dan vaak bij vermeld. Dat heb ik nooit zo begrepen. Ik kan me niet herinneren dat er ‘bij de mannen’ werd geschreven toen Tom Dumoulin de Giro won).
Drie etappekoersen winnen in één jaar, halleluja wat een prestatie. Hoe mooi zou het zijn om dan ook nog de wereldtitel te pakken.
De individuele tijdrit liep niet helemaal lekker, maar in de gemengde relay (een estafette van een dames- en herenteam) ging het pas echt fout. Ze had Mathieu van der Poel overgehaald om ook mee te rijden, een medaille kon zo binnen geharkt worden. Maar nadat de mannen in hun gedeelte al materiaalpech hadden gehad, ging het bij Annemiek helemaal mis. Na een paar trappen klapte haar fiets onder haar weg en lag ze op het asfalt.
Knie kapot, elleboog kapot.
‘Het voelt niet goed,’ zei Annemiek toen haar werd gevraagd of ze wel aan de individuele wedstrijd mee zou kunnen doen.
Oei. Als Annemiek zegt dat het niet goed voelt, dan is er echt wat aan de hand.
‘Slechts’ een breukje in haar elleboog, zo bleek na onderzoek. Even afwachten hoe het in de training gaat maar er is toch een kans dat ze gewoon mee gaat doen.
Dat doet ze. In 2019 sprong ze op 105 kilometer van de finish van de rest weg en zagen ze haar niet meer terug. Dat zit er nu niet in, het is aanklampen, gelost worden en weer terugkomen. Met de finish in zicht zit ze in de kopgroep waarvan ze weet dat ze in de sprint niet de snelste is. Dus maakt ze met nog een paar honderd meter te gaan een jump, de rest aarzelt even en ze is weg. De spanning is als kijker niet te harden, ze houdt maar een paar meter over maar ze doet het. Met een gebroken elleboog wordt Annemiek van Vleuten wereldkampioen.
Voortaan denk ik als ik de mannengriep voel opkomen toch maar even aan Annemiek.