Drie jaar geleden speelde Ajax tegen Getafe in de Europa League. Het was werkelijk niet om aan te zien, vooral de thuiswedstrijd. Negentig minuten lang waren de Spanjaarden maar met één ding bezig: niet voetballen. Rollen over de grond, tijdrekken, zuigen. Ryan Babel werd er op een gegeven moment zo gek van dat hij zich theatraal liet vallen naast een Spanjaard die op de grond lag te gillen alsof alle botten in zijn lichaam waren gebroken. Toen de Spanjaard naar de zijlijn strompelde, deed Babel hem als een amateur acteur na. Hij zou er geen Gouden Kalf voor krijgen, maar zijn toneelstukje maakte duidelijk dat een Ajacied niet van dit theater houdt. Zelfs Sjaak Swart, normaal de meest objectieve toeschouwer in de Arena, kon zijn woede nauwelijks onder woorden brengen. Het zal iets in de trant van ‘hun maken ons voetbal kapot, dat zal Johan ook gevonden hebben’ geweest zijn.
Afgelopen zondag werd de bekerfinale PSV – Ajax in de Kuip gespeeld. Het was Ajax – Getafe in het kwadraat. In de eerste helft werd er 25 minuten gevoetbald, de rest werd gevuld met klieren, schelden, duwen en trekken. Het had allemaal niets met voetbal te maken. PSV maakte zich er zeker ook schuldig aan, maar Ajax ging voorop. Davy Klaassen, wellicht bang dat hij weer een aansteker op zijn hoofd zou krijgen, was bij elk opstootje te vinden. Dusan Tadic, de laatste maanden afgegleden van goede voetballer naar slecht acteur, lag continu op de grond te rollen alsof zojuist zijn carrière aan flarden was geschopt.
Het is zo doorzichtig allemaal, zo slecht, zo onnodig. Het treurigst zijn de voetballers die kermend op de grond liggen, zien dat de scheidsrechter niet fluit en dan opspringen om bij hem verhaal te gaan halen; ze hebben gewoon niet door dat ze daarmee aantonen dat de scheidsrechter het goed had gezien.
Willem Visser, journalist bij de Volkskrant, schreef in zijn column dat het lang geleden was dat er zo slecht in de Kuip was gevoetbald. Briljant.
Na afloop kwamen de standaard excuses. Voetbal is emotie. Er stond veel op het spel. We hebben een winnaarsmentaliteit getoond. Bla bla bla.
Dezelfde Willem Visser vroeg op de persconferentie aan Klaassen waar dit nou allemaal over ging. ‘Maar een schop kan echt pijn doen, hoor,’ zei Davy in een poging er nog iets van te maken. Na de persconferentie liet Davy aan Willen de schade aan zijn been zien, met een beetje goede wil was er inderdaad een rood plekje te zien.
Zou Davy wel eens naar wielrennen hebben gekeken? Renners duiken in ravijnen, vallen in prikkeldraad, slaan over de kop over vluchtheuvels. Maar zolang ze nog een hartslag hebben stappen ze gewoon weer op hun fiets.
De beste man van het veld kwam pas bij de huldiging in beeld. Berry van Aerle. Berry is zowel de doodnormaalste als één van de meest succesvolle voetballers uit onze geschiedenis. Vele landskampioenschappen, bekers, de Europa Cup I en natuurlijk het EK in 1988. Maar Berry bleef gewoon Berry. Berry werd na zijn profcarrière postbode; vrolijk fietste hij dagelijks op zijn Gazelle door zijn Helmond op weg naar de volgende brievenbus. Later kwam hij in dienst bij PSV. Hij begon in de fanshop, werd supporterscoördinator en ten slotte scout.
Tijdens het EK 88 werkte Berry zich als rechtsback uit de naad om Gullit en Van Basten te laten schitteren, resulterend in de enige prijs die het Nederlands Elftal ooit heeft gewonnen. Waar Owen Wijndal na één goede pass bij Ajax roept dat hij onderdeel is van de beste linkerflank van Europa, bleef Berry ook onder dit succes normaal doen.
‘Ik vind het echt schitterend, ik ken het gewoon niet geloven,’ riep Berry een paar keer in de microfoon na de historische overwinning in de halve finale op West-Duitsland.
De huidige generatie voetballers kan een hoop leren van Berry. De tijden zijn veranderd, dat begrijp ik ook wel: meer geld, meer aandacht, meer status. Maar blijf nou gewoon een beetje normaal doen en ga lekker voetballen. Wees een beetje meer Berry.