Oneven jaren

Het is wellicht een niet heel inclusieve opmerking, maar oneven jaren zijn in de sportwereld vaak wat minder interessant. Geen Olympische spelen, geen Europees- of Wereldkampioenschap voetbal; toch de evenementen waar echte sportgeschiedenis wordt geschreven en die we met z’n allen beleven, dat werd afgelopen zomer maar weer eens bewezen. Waar was jij toen Sifan de marathon won? En waar was jij toen Worthy de worp der worpen in het netje liet ploffen? Iedere sportliefhebber weet het nog. Ook het Europees kampioenschap bracht weer een massahysterie met zich mee omdat we ondanks belabberd voetbal weer eens in de halve finale van een groot toernooi kwamen. We keken met z’n allen en waren allemaal bondscoach; mensen die normaal moeite hebben om buitenspel uit te leggen, stonden ineens in de rij bij de slager in alle ernst te verkondingen dat in hun ogen Memphis toch het best in de spits tot zijn recht komt als we met de punt naar voren spelen. Het kan gewoon allemaal, lang leve de gekte, we hossen van links naar rechts, houden met z’n allen van Oranje totdat we worden uitgeschakeld.

Ook in de sportevenementen die ieder jaar worden gehouden, zijn in de even jaren de echt historische prestaties geleverd. Krajicek won Wimbledon in 1996, Janssen en Zoetemelk wonnen de Tour in 1968 en 1980. Max haalde zijn eerste Formule 1 overwinning in 2016. Feyenoord won zijn Europa cups in 1970, 1974 en 2002; PSV in 1978 en 1988. Ajax won zijn laatste Europese beker in 1995. Genoeg bewijs lijkt me zo dat de echt aansprekende successen in de even jaren worden behaald.

Waar moeten we het dit jaar dan mee doen? We zitten midden in het schaatsseizoen, maar zonder de Winterspelen is dat het ook allemaal net niet. Bij gebrek aan beter wordt er een hoop heisa gemaakt over de kwalificatiewedstrijden voor World Cups, daar is zelfs de officiële term WCKT (World Cup Kwalificatietoernooi, hoe krampachtig wil je het hebben) voor bedacht. Afgelopen weekend, tijdens het NK Allround, konden de commentatoren mooi een bruggetje naar het WCKT maken. ‘Merel Conijn opent twee tienden sneller dan tijdens het WCKT, toch een opvallende vooruitgang.’ Gaap.
Over commentatoren gesproken, die hebben ook hun niveau aangepast aan een winter zonder Olympische spelen. Herbert Dijkstra riep afgelopen zondag tijdens de herhaling van een valse start ‘ah, gelukkig is ze nu wel goed weg’. Misschien een idee om hem even een tijdje rust te geven zodat hij volgend jaar weer scherp is. En dan graag ook gelijk even aan het corps van commentatoren vragen waarom ze toch iedere keer de volledige naam van Antoinette Rijpma – de Jong moeten uitspreken. Misschien ben ik de enige die het opvalt, maar ik heb het echt helemaal gehad met teksten als ‘Antoinette Rijpma – de Jong duikt de laatste binnenbocht in. Kan Antoinette Rijpma – de Jong in de rug van haar tegenstandster kruipen? Jazeker, Antoinette Rijpma – de Jong trekt flink door. Eens kijken op welke tijd Antoinette Rijpma – de Jong uit gaat komen. Net boven de twee minuten, helaas geen nieuw persoonlijk record voor Antoinette Rijpma – de Jong maar met deze tijd heeft Antoinette Rijpma – de Jong zich wel gerevancheerd voor haar optreden tijdens het WCKT’. Het lijkt wel alsof er een dwangsom boven hun hoofden hangt die wordt opgelegd als haar naam niet volledig wordt uitgesproken.

Wat gaan we dit jaar verder nog krijgen? Vanaf maart gaan MvdP, Pogi en Wout van Aert weer kwartetten met de overwinningen in de wielerklassiekers. Het Nederlands Elftal gaat tegen Spanje spelen om een plaats in de halve finale van de Nations League, terwijl we eigenlijk beter kunnen verliezen omdat we dan in een makkelijkere poule voor de WK kwalificatie komen. Stiekem hopen op een nederlaag dus, maar dat moet gezien de vorm van onze spitsen geen enkel probleem opleveren. Tennis dan? Geen Federer meer, ook geen Nadal, dus dan maar vooral hopen dat Djokovic niet nog meer Grand Slams wint. Maar dat is ook een beetje karig.

Is er dit jaar dan niets om echt opgewonden van te raken? Jawel, maar daar moeten we nog even voor wachten. September wordt de sportmaand van dit jaar. Allereerst het WK atletiek in Tokio. Sinds de afgelopen Olympische Spelen ben ik weer helemaal verliefd op deze sport. Femke! Sifan! Lieke! Nadine! Met ook nog wat mannelijke toppers in wording (let op Niels Laros) gaat dit een waanzinnig mooi toernooi worden.
Na Tokio even een paar dagen pauze en dan door naar de Ryder Cup in New York, drie dagen topgolf in een voetbalsfeer. Bij een thuiswedstrijd voor Europa is het publiek vooral subtiel chauvinistisch, deze keer zal het wel America First geschreeuw gaan worden. Zo benieuwd hoe dat gaat uitpakken.

September, ik kijk er nu al naar uit. Heerlijke sport en al ver op weg naar een even jaar.

Shootouts

Regerend Olympisch kampioen. Sinds 2014 regerend wereldkampioen. Sinds 2017 regerend Europees kampioen. Dit Olympische toernooi alle wedstrijden gewonnen, waaronder in de poule een eenvoudige 3-0 tegen de Chinese dames die we nu in de finale weer gaan tegenkomen.

‘Dit gaat echt wel goedkomen hoor,’ app ik onderweg naar het stadion naar collega Hans. Hij heeft opgemerkt dat de prestaties van onze atleten achteruit gaan zodra ik in het stadion zit en wil me best sponsoren om niet naar deze wedstrijd te gaan. Prachtig.

Bij de halte in een buitenwijk van Parijs spuugt de trein een oranje massa uit. Ik zie een paar Chinese vlaggen, wat verdwaalde Argentijnen die hadden gehoopt dat zij de finale zouden halen maar verder is iedereen oranje. Het is een kwartier lopen naar het stadion, het begint behoorlijk hard te regenen dus we gaan een boulangerie in om te schuilen en nog even een stokbroodje te scoren. Het Engels van de dame die ons helpt is net zo goed als ons Frans dus het duurt even voordat we doorhebben waar de stokbroodjes mee zijn belegd. Ham maar dan van kip, is wat we er uiteindelijk van begrijpen. Dus. Een Nederlander die staat af te rekenen draait zich om en begint te lachen: ‘Ik had net hetzelfde gesprek met dezelfde conclusie.’
Het is inmiddels gestopt met regenen dus we duiken weer in de menigte richting het stadion. We lopen door een wijk die het vermoedelijk nooit tot een vermelding in stedengidsen over Parijs zal schoppen, het ziet er allemaal wat treurig uit maar door onze oranje sliert is de stemming perfect. Bij het stadion zit een vrijwilliger op een hoge scheidsrechtersstoel, uit zijn telefoon zingt versterkt door een megafoon Wolter Kroes zijn ‘Viva Hollandia’. Dit kan toch echt niet misgaan jongens, bespaar China een vernedering en geef ons gewoon die gouden plak.

Na zes minuten komen we 1-0 achter door een onnozel doelpunt. Ik denk aan de appjes met Hans en check even snel mijn telefoon.
‘Ik neem aan dat je nu op de parkeerplaats staat?’ heeft hij al geappt. Ondanks het pijnlijke begin van deze wedstrijd moet ik lachen maar stop snel mijn telefoon weer weg, de klassieker ‘sta op als je voor Holland bent’ is ingezet en daaraan moet ik natuurlijk wel meedoen. Hopelijk gaat het helpen.

Het is een zenuwslopend potje en ik voel af en toe alsof ik naar Feyenoord zit te kijken: we zijn beter maar die bal wil er maar niet in. Mijn vrouw en dochters, normaal zelfs bij spannende wedstrijden rustig kijkend terwijl ik in de gordijnen hang, worden ook steeds fanatieker naarmate de tijd doortikt. We zitten inmiddels in het vierde kwart, het gaat toch gewoon echt niet gebeuren dat we dit gaan verliezen? Als Yibbi (schitterende hockeynaam) Jansen dan eindelijk aan onze kant van het stadion de gelijkmaker erin knalt, moet het gegil tot aan de Eiffeltoren te horen zijn. Sodeju hier komt even wat los in het stadion.
Ondanks een duidelijk veldoverwicht is er te weinig tijd om nog de winnende te maken, shootouts gaan beslissen wie er Olympisch kampioen gaat worden. Een shootout is een soort penalty maar dan nog spannender om naar te kijken. Als de toeter gaat heeft een speelster acht seconden om de bal naar het doel te dribbelen en te scoren.

Als we het stadion uitlopen komen mijn zenuwen eindelijk weer een beetje tot rust. ‘Hoe gaaf was dit om mee te maken,’ blijf ik herhalen. Drie kwartier eerder dacht ik daar heel anders over, ik wilde in mijn shirt kruipen om maar niet te hoeven kijken. Niet normaal die spanning, alsof je in een wachtkamer zit om tegelijkertijd de uitslag van je rijexamen te horen, je schoonmoeder voor het eerst te ontmoeten en als eerstvolgende aan de beurt bent om in de tandartsstoel te gaan zitten. Maar nu, na het Wilhelmus meegeblèrd te hebben, lopen we met z’n allen opgelucht en uitgelaten terug naar de metro. Uit een busje van de gendarmerie klinken de Snollebollekes en hop daar gaan we van links naar rechts. Een winkelier heeft iets verderop ook muziek aangezet, hij probeert het met 99 Luftballons van Nena. Nee, is niet van ons maar hé we rekenen het gewoon goed dus lallen ook hier mee. Op de balkons van de flatgebouwen waar we tussendoor lopen staan mensen met kleine kinderen te filmen, duimen gaan omhoog. Zelfs in deze buitenwijk leven de Spelen en is het feest.

Het is buitengewoon dorstig weer, we hebben nog honger dus ploffen weer terug in het centrum op een terrasje neer. Bier, aperol spritz, een goed bord charcuterie. We proosten op het succes, wat hebben we het goed en wat genieten we als gezin van deze dagen.
Morgen moeten we naar huis, we hebben geen kaartjes meer voor wedstrijden maar ik wil het hier niet bij laten. Morgenochtend is de marathon van de mannen. Het is nu al laat, de wedstrijd begint vroeg maar ik wil daar bij zijn. Ik slaap morgenavond wel in de trein naar huis.

Olympisch debuut

Na anderhalve week popelen zat ik afgelopen woensdag eindelijk zelf in de trein naar Parijs om mijn Olympische kijkdebuut te maken. Ik had de dagen ervoor genoten van de verhalen van familie en vrienden die al waren geweest, echt oprecht hartstikke blij voor iedereen, maar nu wil ik. Tweemaal atletiek en de dames hockeyfinale staan op ons programma, ik heb alle bestaande superlatieven gebruikt om aan iedereen die het al dan niet wilde horen te vertellen hoeveel zin ik heb om naar Parijs te gaan.

Na aankomst checken we even rap in bij ons hotel, oranje shirtjes aan en op naar het Stade de France waar het atletiektoernooi wordt afgewerkt. Al snel merk ik hoe on-Frans het hier in Parijs is georganiseerd: de route naar het stadion is duidelijk aangegeven, overal staan vrijwilligers die zelfs in het Engels behulpzaam zijn, het is gewoon top.
Zodra we de metro uit stappen begint het eerste laagje kippenvel zich te vormen. Een kleurrijke stroom vormt een lang lint tot aan het stadion, een massa liefhebbers die zin hebben om getuige te zijn van mooie sport. Ik word er licht emotioneel van, alle ellende en negativiteit die momenteel onze wereld overheerst is nu heel ver weg. Hier krioelen zoveel nationaliteiten door elkaar, fans lopen in hun nationale tenues met vlaggen om hun schouders en zijn gewoon blij om hier met elkaar te zijn. Het kan dus gewoon wel.

De Olympische Spelen, het is voor mij een magisch evenement. ’s Nachts opstaan om de 100 meter finale tussen Carl Lewis en Ben Johnson in Seoul te zien, de 800 meter van Ellen van Lange, ons gouden volleybalteam rond Ron Zwerver en Peter Blangé, Epke ‘en hij staat’ Zonderland. Zoveel sporthistorie waarvan ik intens heb genoten, maar allemaal via de televisie. En nu zit ik eindelijk eindelijk eindelijk zelf in een Olympisch stadion.

De sport is prachtig, de sfeer waanzinnig. Ik weet van mijn eigen bescheiden atletiekcarrière en die van mijn dochters hoe sportief het er op en rondom een atletiekbaan aan toegaat. In dit immense stadion, gevuld met 80.000 fans waar de belangen net iets groter zijn, is het niet anders. We zien deze avond twee Nederlanders in actie, Nick Smidt en Lieke Klaver. De resultaten zijn bekend, hier eindigt helaas hun individuele toernooi.

De volgende avond zitten we er weer, tussen alle andere finales springt die van de 400 meter horden er tussenuit en het is de reden waarom ik ons bezoek aan Parijs rond deze avond heb gepland: de clash tussen Femke Bol en Sydney McLaughlin. Doordat ze elkaar al twee jaar niet zijn tegenkomen op de atletiekbaan maar ondertussen los van elkaar toptijden lopen, kijkt de hele atletiekwereld naar deze ontmoeting uit. Er zitten veel meer Nederlanders dan gisteren, de plukjes oranje springen eruit in het stadion. Dit levert een mooi moment op als iets verderop in Parijs hockeyer Duco Telgenkamp de beslissende shootout tegen Duitsland maakt, ineens gaan de roodwitblauwe vlaggen in ons stadion de lucht in en juichen Nederlanders met gebalde vuisten naar elkaar. Schitterend.

Als het moment voor de 400 meter horden is aangebroken en de dames in de startblokken gaan zitten, wordt het doodstil in het stadion al denk ik dat iedereen mijn hart kan horen bonken. Het startschot valt, het stadion ontploft en een kleine minuut later is het over. We kijken elkaar wat wazig aan, vertwijfeld kijk ik naar het grote scherm om zekerheid over de uitslag te krijgen. ‘Ze was nog wel derde, toch?’ We zitten aan de overkant van de finish, ik meen dat echt wel gezien te hebben maar het was een close call met nummer vier. Dan verschijnt ‘World record’ op het scherm. Er gaat een bewonderend ‘wow’ door het stadion en ik voel direct berusting, zeker nadat bevestigd wordt dat Femke inderdaad derde is geworden. Gewoon op waarde geklopt. McLaughlin krijgt een staande ovatie tijdens haar ereronde, ook van alle Nederlanders. Er wordt niet met vuurwerk of bekers bier gegooid, geen spreekkoren over het beroep van haar moeder. Alleen maar respect voor deze topprestatie.
Ondanks de enorme teleurstelling, vooral over de manier waarop ze haar race heeft gelopen, komt ook Femke nog langs met een vlag om haar schouders. Terwijl we haar toejuichen besef ik hoe bijzonder deze sportvrouw is. Ik herinner me nog de tijd dat we als atletiekland blij mochten zijn met een twaalfde plaats van Elly van Hulst als onze beste prestatie op een groot kampioenschap. Nu horen we er helemaal bij, hebben we meerdere wereldtoppers in huis waardoor de verwachtingen op een heel ander niveau liggen. Maar een medaille op de Olympische Spelen moeten we altijd als bijzonder blijven zien.

Ik val die avond moeilijk in slaap. Van de adrenaline, van de biertjes om de medaille van Femke te vieren, van de hockey finale die we morgen gaan zien. En omdat ik op mijn telefoon aan het zoeken ben wanneer de kaartjes voor de Olympische Spelen van 2028 in Los Angeles in de verkoop gaan.

Moeder aller sporten

We zijn ruim een week onderweg in de Olympische Spelen. Uit mijn televisie dwarrelt inmiddels een gestage kolom rook, ik heb de batterijen van de afstandsbediening al moeten vervangen en onze bank begint doorligplekken te vertonen. Bijna 24/7 topsport, het voelt als twee weken door een snoepwinkel rennen, je mond puilt al uit van de winegums maar je mag blijven graaien uit de bakken.

Ik kijk bijna alles. Vorige week zat ik met het zweet in mijn handen naar onze handboogschietdames te kijken toen ze iets lukte waar Kim Jong-Un elke avond van droomt: ze brachten Zuid-Korea aan het wankelen. Roeien, zwemmen, volleybal, ik kan er geen genoeg van krijgen. Toch heb ik ook mijn grenzen.

Afgelopen weekend vond het individuele toernooi dressuur rijden plaats. In een eerdere blog schreef ik over mijn eigen ervaringen met paarden, die zijn niet al te best. Ik begrijp zeker wel dat anderen het leuk vinden om paard te rijden, om hard door een bos of over het strand te gaan of om over balken te springen. Maar dressuur? De ruiters kiezen er zelf voor, maar wat doet het met de mentale gesteldheid van het paard, is daar al eens over nagedacht? Ik kan me voorstellen dat paarden die voor dressuur worden ingezet door hun stalgenoten toch een beetje als de keepers van de paardensport worden gezien: het echte werk beheersen ze niet, dus dan maar een beetje huppelen. Springpaarden zijn de macho’s, dressuurpaarden staan onderaan de piramide, getuige de volgende twee scènes die zich in de stal van Team NL hebben afgespeeld.

Imagine, het paard van springruiter Kim Emmen, kwam vorige week met vooruitgestoken borst terug na een foutloze rit. ‘Makkie, deze jongen heeft gewoon even alle oxers bedwongen,’ reageerde hij op de vraag hoe het was gegaan. ‘En natuurlijk ruim binnen de tijd.’ Hij maakte even een rondje door de stal, gaf een high-hoef aan zijn mede springpaarden Beauville Z en Uricas van de Kattevennen (wie verzint die namen) voordat hij bij Hermès N.O.P. kwam. Die was, zachtjes de muziek van de Spice Girls neuriënd, bezig de moeilijkste huppelpasjes nog even door te nemen. Verstijfd stond hij stil, hij had Imagine nog niet terugverwacht en hoopte dat hij hem niet had gezien. Tevergeefs. ‘Dat ziet er echt moeilijk uit man, respect’, hinnikte Imagine voordat hij tevreden aan wat stro ging knabbelen.

Gisteren was het de beurt aan Hermès, met Dinja van Liere op zijn rug mocht hij de ring in. Het ging helemaal prima, hij had lekker gedanst, de mensen klapten enthousiast en vol zelfvertrouwen kwam hij weer in de stal terug; hij kon niet wachten om te vertellen dat hij een persoonlijk record had gereden, dat zou indruk maken.
‘Een persoonlijk record?’ riep Imagine. ‘Hoe werkt dat bij jullie?’
‘Ik haalde een 88,432’ zei Hermès glimmend.
’88,432 wat? Heb je zoveel meter gelopen? Of is dat het aantal mensen dat aan het einde van je kür nog was blijven zitten?’
‘Nee, het is heel makkelijk. Het is 88,432 procent. Degene die het hoogste percentage heeft gehaald, wint. Er zijn meerdere juryleden, die geven allemaal punten en dat wordt bij elkaar opgeteld. Wel balen dat ik vierde ben geworden want het ging echt goed. Maar ja, het Duitse jurylid had ons weinig punten gegeven. De Duitse paarden werden overigens eerste en tweede, maar dat zal wel toeval zijn. Het is een eerlijke en overzichtelijke sport.’
Imagine haalde zijn schouders op. ‘Maar dus wel een persoonlijk record, lekker man. De oranje shirts met Hermès N.O.P. op de achterkant zullen nu wel niet aan te slepen zijn.’

Ik vind het helemaal prima dat dit soort sporten onderdeel is van de Olympische Spelen, ik gun iedereen zijn plezier. Maar ik begrijp ze niet, het ligt voor mij te ver weg van de meest oorspronkelijke sport: atletiek. Wie springt het verst, wie springt het hoogst, wie gooit het verst. Simpeler kan niet en daarom zo mooi om te zien, zelfs de grootste sportleek kan dit begrijpen. En natuurlijk het belangrijkste onderdeel: wie rent het hardst. Dat is het makkelijkst te volgen. Dat is Femke Bol.

Woestijn

Minder spierkracht, lagere handelingssnelheid, afnemend denkvermogen. Met het verlopen van de jaren moeten we er allemaal aan geloven. Voor niemand fijn, maar voor topsporters nauwelijks te verteren omdat deze achteruitgang de reden van hun bestaan aantast. Als ik niet meer de beste tennisser/voetballer/golfer ben, wie ben ik dan eigenlijk? Om deze vraag maar niet te hoeven beantwoorden gaan de meesten vaak net iets te lang door. Individuele sporters hebben daar alleen zichzelf mee; toptennissers worden in hun laatste jaren ineens gezien als een gunstige loting, over topschaatsers wordt vertederd gezegd dat het pure liefhebbers zijn als ze in hun nadagen met moeite rondjes 38 hoog rijden, iedere golfer wil met Tiger Woods in de flight lopen maar weet dat ze hem niet meer hoeven te vrezen. Maar niemand heeft daar last van.

Met teamsporters zit dat net even anders. Vedettes die te lang doorgaan vormen een bedreiging voor het niveau van het team als een coach ze niet durft te passeren. Maar hij is zo belangrijk voor de kleedkamer, wordt dan vaak geroepen. Wat doet hij daar dan? Legt hij als geen ander de tenues zo netjes klaar? Maakt hij na de wedstrijd de doucheruimte op werkelijk onnavolgbare wijze met een zwabber schoon? Ik begrijp echt wel de positieve invloed van de aanwezigheid van een wereldster in een team, maar uiteindelijk wordt de waarde daarvan op het veld bepaald.

Zico, Braziliaan en in de jaren 80 een van de beste middenvelders van de wereld, werd tijdens zijn laatste wedstrijd op het WK in Mexico door zijn teamgenoten regelmatig overgeslagen in de opbouw; hij was te traag geworden. Zelfs Maradona, hopelijk geen toelichting nodig, begon aan het einde van zijn loopbaan in de weg te lopen. Nu is het de beurt aan Cristiano Ronaldo.

De wedstrijd van zijn Portugal tegen Slovenië in de achtste finale van het EK was exemplarisch voor zijn positie in het team. Hij schoot de ene na de andere vrije trap in de tribune, slofte dusdanig langzaam uit buitenspelpositie terug dat zijn teamgenoten moesten wachten met de volgende aanval totdat meneer weer aan het spel deelnam. Gaf slechte pass na slechte pass, maar reageerde woest als hij zelf een keer beroerd werd aangespeeld. Maar niemand greep in. Geen speler durfde een vrije trap op te eisen, de coach liet hem gewoon staan terwijl hij een bank vol topspelers ter beschikking had. Toen Portugal in de verlenging een penalty kreeg, was er maar één scenario mogelijk. Ronaldo zou hem nemen en hem missen. Zo geschiedde.
Het leek op een kinderfeestje van 120 minuten. Het vervelendste jongetje pakte het grootste stuk taart, won de tekenwedstrijd alhoewel niemand wist of hij nou een paard of een hond had gemaakt en mocht tijdens het bowlen de beslissende bal voor zijn team gooien terwijl hij alle ballen daarvoor in de goot had gesmeten.
Het toernooi zit er inmiddels voor hem op, hij mag weer terug naar de woestijn van Saoedi-Arabië waar hij in een mix van andere uitgerangeerde voetballers en zakkenvullers zijn kunsten mag vertonen. Of je nou fan bent of niet, de man heeft een prachtige carrière gehad die een beter einde verdient. Op tijd stoppen is een kunst.

Naast de topsport heeft een andere beroepsgroep nogal last van notoire telaatstoppers: die van politici. Bij ons valt het nog wel mee, al zitten er in ons huidige kabinet voldoende kandidaten die per direct met pensioen zouden moeten.
Aan de andere kant van de oceaan is het vele malen erger. Amerika wordt in een wurggreep gehouden door een klein groepje mannen die ver voorbij hun houdbaarheidsdatum zijn. Mitch McConnell, de 82-jarige leider van de Republikeinen in de Senaat, bevriest tijdens interviews regelmatig voor de camera. Niet zo gek voor iemand op die leeftijd, maar waarom is hij nog een van de machtigste mannen van het land? Een treetje hoger hebben we president Biden, een jaartje jonger. Zijn laatste tv-optreden was echt om te huilen, binnen zijn Democratische partij wordt er nu openlijk getwijfeld of hij nog wel door kan gaan. Niet zozeer of hij geschikt is voor een tweede termijn van zijn presidentschap, in alle discussies lijkt dat de minste zorg te zijn. Het gaat vooral om zijn kansen op het verslaan van zijn tegenkandidaat voor de aanstaande verkiezing, Donald Trump. Was bij Trump alleen maar zijn leeftijd het probleem, deze man laat al 78 jaar een mega spoor van ellende achter zich.
Als de situatie wat minder ernstig zou zijn, zouden we hier allemaal prima de humor van in kunnen zien. Tijdens hun tv-debat waren Biden en Trump aan het opscheppen over hun golfhandicaps en dat werd een klassiek gevalletje van ‘wie heeft de langste’ met totaal ongeloofwaardige uitspraken. Beetje vergelijkbaar als onze nieuwe en bijzonder sympathieke minister Marjolein Faber zou beweren dat ze met gemak Femke Bol er uit zou lopen.

Het wordt tijd dat er een politieke variant van de Saoedische voetbalwoestijn wordt gecreëerd, een omgeving waarin ze zich nog belangrijk kunnen voelen zonder dat de echte wereld er last van heeft. Het moet niet zo moeilijk zijn om Donald Trump ervan te overtuigen dat er ergens in Saoedi-Arabië een fata morgana is die nodig bestuurd moet worden. Stuur ook wat journalisten mee, zodat het net echt voor hem voelt en hij zijn gebruikelijke onzinnige gebrabbel kwijt kan. ‘Nobody has done this before. They said to me, sir, how did you do this? How did you find this place? Well, I did it, I can tell you that. This is probably the biggest thing anybody has done, everybody knows that.’

Mocht dit idee in Amerika opgepikt worden, dan hierbij het verzoek om in het vliegtuig dat deze mannen gaat vervoeren een plaatsje vrij te houden en een tussenstop op Schiphol te laten maken. Staan wij met Memphis Depay klaar om hem aan boord te brengen.

Met dank aan vriend Martijn voor de nodige inspiratie voor deze blog!

Grenzen

In mijn jeugd zat ik nog wel eens op mijn racefiets. Rondjes toeren door de Alblasserwaard, op vakantie af en toe wat colletjes in Frankrijk bedwingen. Ik reed in mijn Panasonic trui rond (want fan van de Peter Post ploeg) en dacht in mijn jeugdig enthousiasme dat ik toch wel aardig kon fietsen. De omslag in dit zelfbeeld kwam tijdens een toerrit van de lokaal zeer bekende wielerclub Jan van Arckel.

Samen met mijn vader en oom, beiden al hun hele leven wielerliefhebbers, fiets ik op een mooie zaterdagochtend naar het clubhuis van de wielervereniging. We kunnen kiezen uit vier verschillende lussen van 30, 40, 50 en 60 kilometer, combineren is ook mogelijk. We hebben er zin in, besluiten met de rit van 60 te beginnen en dan na de lunch wel te kijken of we er nog eentje aan vastplakken.

De benen voelen goed, de ketting loopt soepel dus zonder al te veel moeite leggen we de 60 kilometer af. Teruggekomen in het clubhuis, tijdens het eten van de bij het startgeld inbegrepen broodjes (voorzien van een plakje ham of een plakje kaas, het moet natuurlijk niet te gek worden) en een bak soep, hoeven we niet lang te overleggen. Natuurlijk gaan we nog een rondje doen, 50 kilometer kan er nog prima bij.
Eenmaal weer op onze fietsen zijn de eerste pedaalslagen nog wat stram maar als we na een paar kilometer bij de Merwedebrug aankomen, is mijn lichaam weer helemaal soepel. Rustig draaien we de brug op om Brabant in te rijden, het is een klein maar pittig klimmetje dus even niet te gek beginnen. Terwijl ik voorop rij en tevreden naar mijn Panasonic shirt kijk, zie ik ineens wapperende haren links voorbijschieten.
‘Dat is Gert-Jan Theunisse,’ roep ik met licht overslaande stem naar achteren. Theunisse is op dat moment een van mijn wielerhelden, een bijna maniakale sporter met een rauw randje die zich door zijn overwinning op Alpe d’Huez de geschiedenisboeken in reedt. En die klimt nu vlak voor onze neus de brug op, waarschijnlijk zomaar als trainingsritje. Mijn voornemen om rustig te beginnen kan me per direct gestolen worden, ik schakel een tandje bij en trap bijna mijn fiets doormidden om bij hem in het wiel te komen. Dat lukt aardig, de adrenaline die zo’n beetje uit mijn oren spuit doet zijn werk. Als ik bijna bij hem ben, kijkt Theunisse achterom. Zijn blik zegt genoeg. Daar heb je weer zo’n idioot. Hij zet heel even aan en weg is hij.

Gelukzalig laat ik me uitbollen tijdens de afdaling van de brug, onderaan sluiten mijn vader en oom weer aan. Ik voel me beresterk door deze onverwachte ontmoeting en trek gelijk aan kop door, die 50 kilometer gaan wij eens even in recordtempo afleggen.
Twee kilometer verder is de situatie net iets anders. De adrenaline is ver te zoeken, mijn benen doen pijn, lijken ontploft en ik heb totaal geen macht meer. Ik laat me afzakken naar het laatste wiel waar ik inwendig zachtjes huilend met een geknakt ego de rest van de rit blijf zitten. Het is een marteling, elke verkeersdrempel is te hoog en even aanzetten na een bocht is onmogelijk. Als we eindelijk weer thuis zijn, rij ik zo de tuin in en laat me met fiets en al in het gras vallen. Ik ben uitgeput en ben duidelijk over mijn eigen grens gegaan.

Afgelopen week werd bekendgemaakt dat Wout van Aert en Jonas Vingegaard van de Visma ploeg meedoen aan de Tour de France die volgende week zaterdag begint. Van Aert viel op 27 maart tijdens Dwars door Vlaanderen en brak daarbij zijn borstbeen, een sleutelbeen en meerdere ribben. Een week later vloog Vingegaard in de Ronde van Baskenland uit de bocht met als resultaat ongeveer hetzelfde boodschappenlijstje aan breuken met als uitsmijter een klaplong.

Drie maanden later zitten ze weer op de fiets en zijn ze fit genoeg bevonden om drie weken lang zich af te beulen over de Franse wegen. Blijkt maar weer, echte wielrenners hebben geen grenzen.

Liemarvin en Wout

’t Is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik, zong Peter Blanker ooit. Het zou het lijflied van menig topsporter kunnen zijn, zeg maar de categorie Cristiano Ronaldo. Een beetje zelfvertrouwen is natuurlijk helemaal prima, maar arrogante narcistische trekjes mogen van mij achterwege blijven.

Voor Wout Weghorst maak ik graag een uitzondering, van hem kan ik bijna alles hebben. Wout Weghorst, geboren in Borne waar (dit is een aanname want ik ben er nooit geweest) de term ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ zo’n beetje uitgevonden is. Maar Wout is overtuigd van zichzelf en draagt dat op een vertederende maar vaak zo onhandige manier uit. Hij heeft inmiddels een leuke carrière bij elkaar gevoetbald, maar is zo in zichzelf gaan geloven dat het perspectief over zijn kwaliteiten zo nu en dan ontbreekt. Tijdens de oefenwedstrijden voor het EK bleek dat Wout niet onze eerste spits ging worden. Dat vindt heel Nederland normaal, maar Wout had het hier toch wel lastig mee. Wout ziet zichzelf als de logische opvolger van het rijtje Van Basten, Kluivert, Van Nistelrooij, Van Persie. Internationale sterren en daar hoort Wout gewoon bij, hij had tenslotte niet minder dan 17 wedstrijden voor Manchester United in de Premier League gespeeld waarin hij verdorie toch zeker minimaal acht keer de bal richting het vijandelijke doel had geschopt.

Sporthelden als Wout moeten we koesteren, helden als Liemarvin Bonevacia. Op het EK atletiek dat afgelopen week in Rome werd gehouden begon Liemarvin niet zo goed door een redelijk verprutste estafette. Maar hij herstelde zich op de individuele 400 meter door zich moeiteloos voor de finale te plaatsen. Het leverde een kort maar schitterend interview op. Of eigenlijk was het geen interview, de verslaggever stelde één vraag en vervolgens begon de monoloog van Liemarvin. ‘Ik kan het onder druk,’ en vervolgens richting de camera ‘Liemarvin kan het onder druk’. Bij Christiano Ronaldo zou ik heel hard doorzappen, maar de levensvreugde en het enthousiasme bij Liemarvin zijn te aanstekelijk, hier kun je alleen maar om glimlachen.
Zowel in als na de finale overtrof Liemarvin zichzelf. Hij werd in een prachtige race derde, een bronzen medaille dus. Terecht door het dolle en om zeker te weten dat iedereen wist wie hij was, trok Liemarvin zijn startnummer van zijn shirt en hield deze tijdens zijn ereronde omhoog. Het aansluitende interview werd nog uitbundiger. Op de vraag waar hij zijn eindsprint vandaan haalde, antwoordde hij ‘hey, ik ben een championship guy!’ Daarna vertelde hij dat hij voor de race met zijn zoontje Liemarion had gebeld en hem een medaille had beloofd, jammer dat daar geen beelden van zijn want als vader en zoon een beetje op elkaar lijken moet dat een schitterend gesprek geweest zijn. Wat een prachtige kerel.

Ik droom nu al een paar nachten over Wout die als invaller de finale van het Europees kampioenschap beslist met een wereldgoal. Na de huldiging begint onze aanvoerder Virgil van Dijk aan een ereronde om de beker aan het publiek te tonen met de rest van het team in zijn kielzog. Maar al snel wordt hij ingehaald door Wout die vlak voor hem gaat lopen. Met ontbloot bovenlijf houdt Wout zijn shirt omhoog om heel Europa er nog even aan te herinneren wie de echte baas op het veld is. ‘I am Weghorst. Wout Weghorst’ roept hij met overslaande stem in een tv-camera. Even later onderbreekt hij het interview van Jeroen Stekelenburg met onze bondscoach. Wout drukt zijn shirt in de handen van Koeman, mompelt iets als ‘lijst deze maar in, leuk voor aan je muur’ en trekt de microfoon uit de handen van Stekelenburg.
‘Zoals jullie weten is mijn vriendin zwanger van ons vierde kind’, begint hij, waarna hij zich naar de camera draait. ‘Deze is voor jou, Liewout’.

Oproep

Beste mede Ajax-supporters,

Aanstaande zondag wordt de belangrijkste wedstrijd van ons seizoen gespeeld, de bekerfinale. Even ter opfrissing van het geheugen: door een zware loting (tegen Hercules en dan ook nog eens uit) lagen wij er zelf in de eerste ronde uit, we spelen zondag dus zelf niet. Maar waarschijnlijk hebben jullie wel meegekregen dat we zondag allemaal voor 010 moeten zijn als ze het tegen NEC opnemen. Nou niet gelijk deze brief weggooien, lees even rustig door. Als wij vijfde worden in de competitie en 010 wint de beker, dan hoeven we geen play-offs te gaan spelen om ons voor Europees voetbal te kwalificeren. Zekerheid dus en we kunnen ons voorstellen dat jullie net als ik ook helemaal geen zin hebben om extra wedstrijden van ons team te gaan zitten kijken, dus alleen maar voordelen.

Om 010 zondag te ondersteunen en zelfs aan te moedigen, gaan we iets speciaals doen. We gaan grote schermen op het veld in de Arena zetten waarop de wedstrijd live te volgen zal zijn. En ja, jullie voelden het waarschijnlijk al aankomen, de bedoeling is dus dat jullie allemaal komen. De toegang is gratis, er wordt niet gefouilleerd dus neem veel vuurwerk mee om op het veld te gooien, kunnen jullie lekker je ei kwijt zonder dat de wedstrijd wordt gestaakt.

We begrijpen dat dit een wat ongebruikelijk verzoek is, maar nood breekt wet. Om toch een echte Ajax-sfeer te creëren, organiseren we voor en na de wedstrijd buiten het stadion allerlei leuke activiteiten. Denk hierbij aan een rommelmarkt met tweedehands kleding zoals Ajax-stropdassen met een 1 erop, een workshop dickpics maken en een korte cursus ‘Onderhandelingstechnieken in het Duits’. Ook is er de mogelijkheid om je op te geven voor een plekje in de Raad van Commissarissen, iedereen is hiervoor welkom want kennis van voetbal en zakendoen is niet relevant.

Tenslotte speciale aandacht voor de prijsvraag die we organiseren, hier kunnen leuke bedragen mee gewonnen worden. Kom langs bij het kraampje voor ingang F, tot 5 minuten voor de aftrap kun je hier je naam achterlaten met een voorspelling van de uitslag. We maken hierop een uitzondering voor iedereen met de achternaam Kroes (wel even paspoort meenemen), zij kunnen tot een uur na de uitreiking van de beker nog hun voorspelling doorgeven.
We hebben als organisatie wel besloten om de meest voor de hand liggende uitslag niet toe te staan, 6-0 voor 010 kunnen we dus helaas niet accepteren.

Tot zondag, we rekening op jullie komst!

Michael van P.

Gladiatrices

Het is april, het weer wordt langzaam beter en we laten de wintersporten achter ons. Even geen crossende Fem van Empel meer, Erben Wennemars mag zijn microfoon weer een half jaar wegstoppen en Jutta kan weer fulltime bij Jake Paul op schoot gaan zitten. Tijd voor een terugblik.

Iedere niet-Olympische winter zakt mijn interesse voor het langebaanschaatsen wat verder weg. Ik heb er altijd heel graag naar gekeken, maar het is eigenlijk al jaren veel te veel: kwalificatiewedstrijden, kwalificatiewedstrijden om je te kwalificeren voor de kwalificatiewedstrijden, World Cups, blablabla. Van mij mogen we weer terug naar de tijd dat alleen de echt grote toernooien werden uitgezonden. Terug naar de tijd dat het EK en WK allround de absolute hoogtepunten van de winter waren, zeg maar in het tijdperk van Hilbert van der Duim via Hein Vergeer tot Falco Zandstra en Rintje Ritsma. Met het hele gezin een weekend lang voor de televisie, bij elke race de tussentijden meeschrijven en boos worden als iemand door het beeld liep waardoor je de tussentijd van Michael Hadschieff na 5600 meter miste.

In die tijd werden wedstrijden gewoon nog lekker op buitenbanen gehouden. Potentieel oneerlijker want meer kans op ongelijke omstandigheden of vogelpoep op de baan, absoluut. Maar wedstrijden in Collalbo of Bislett, dat was toch magisch. In de aanloop naar de grote kampioenschappen schreeuwden krantenberichten dat de Russen weer waanzinnige tijden hadden gereden op de Medeo baan van Alma Ata, een baan waarvan werd gezegd dat je daar het hele jaar meewind had. Mythische namen als Oleg Bozjev en Viktor Shasherin, het hele jaar diep weggestopt in hun vaderland  en dan twee keer per jaar in hun blauwe CCCP pakken strijdend tegen onze jongens. Behalve Thierry Baudet was niemand fan van ze, maar hun zeldzame aanwezigheid bij wedstrijden maakten die toernooien zo magisch.

Zelf ben ik nooit een briljant schaatser geweest. Ik heb nog ergens op zolder een stempelkaart van een molentocht door de Alblasserwaard liggen, een beetje rechtdoor schaatsen kon ik wel maar pootje over een bocht door was niet aan mij besteed. Ik heb het wel eens geprobeerd, op de plaatselijke ijsbaan (denk vooral niet aan Thialf-achtige taferelen, was meer categorie ‘ondergelopen weiland’). Ik wilde toch een keer proberen of ik het kon, op tv zag het er allemaal wel makkelijk uit. Dus hup vol een bocht in, beetje naar binnen hangen en de rechterschaats optillen. De volgende dag zat ik bij de huisarts, het viel uiteindelijk wel mee maar ja inderdaad een gekneusde heup kan best pijnlijk zijn.

Bewust van mijn eigen beperkingen is de afgelopen jaren de bewondering voor onze shorttrackers rap toegenomen. Shorttrack was voor mij lang de sport waarbij Canadezen en Koreanen elkaar de kussens in reden, geinig als beeldvulling als er verder niets te zien was maar eigenlijk niet zo interessant. Achteraf gezien moet ik toegeven dat ‘onbekend maakt onbemind’ ook hier van toepassing is.

Het begon allemaal met Sjinkie Knegt. Een opgewonden standje, stoere gozer, niet te verstaan maar door zijn telescoopbeen uitermate succesvol. Succes trekt aandacht, aandacht trekt meer sporters en een paar jaar later zijn we ineens een shorttrackland. De mannen doet het goed, de vrouwen doen het geweldig want met Xandra Velzeboer en Suzanne Schulting hebben we twee absolute wereldtoppers.

Een paar weken geleden vond het WK shorttrack in Ahoy plaats en inmiddels fan van de sport wilde ik hier bij zijn. Ik heb de hele zaterdagmiddag op het puntje van mijn stoel gezeten. Op televisie ziet het er allemaal al zeer indrukwekkend uit, maar live is het echt ongekend spectaculair. Alsof je naar een spel op de Playstation zit te kijken, de onmogelijkste inhaalacties worden uitgevoerd. Tijd is niet belangrijk, je racete tegen de rest en de manier waarop maakt niet uit, je moet als eerste over die streep. Het is een stoere sport en dat brengt stoere sporters met zich mee. Neem de Kazach Denis Nikisha, een van mijn persoonlijke favorieten. Met zijn spiermasse, grote baard en dito zonnebril doet hij Sjinkie toch een beetje tot een koorknaapje verbleken. Denis lijkt me zo’n type dat niet naar de winkel gaat om zijn gezin van voedsel te voorzien, maar in Kazachse rivieren met zijn blote handen de forellen uit het water slaat en op de terugweg ook nog een beer achter zich aan sleept. Puur natuur, deze gozer.

Hoe gaaf de sport ook is, je moet als sporter ook wel een beetje mazzel hebben om succesvol te zijn. Het aantal valpartijen is groot en na iedere race kijkt de jury de beelden na, ongeoorloofde acties kunnen tot uitsluiting leiden. Het zat onze Nederlanders niet echt mee. Vooral Schulting was aan de beurt, met een valpartij en een diskwalificatie waren haar individuele afstanden dramatisch. Maar shorttrackers gaan altijd door en na een dag vol teleurstellingen kwalificeerden de dames inclusief Schulting zich glorieus voor de finale van de estafette. De speaker greep dit moment aan om ook even los te gaan en gilde door zijn microfoon ‘Ahoy, laat je horen voor onze gladiatrices’.

Ik ben helemaal om. Tijdens de Olympische Spelen van 2026 in Milaan ga ik ongetwijfeld nog het langebaanschaatsen volgen, maar een tien kilometer met Jorrit Bergsma is voor mij echt verleden tijd. Shorttrack is mijn nieuwe favoriete ijssport: Forza gladiatrices!

Sportende kinderen

Af en toe kijk in het laatste rondje van de Grand Prix van Abu Dhabi 2021 terug. Gewoon even lekker een feel good momentje kweken. Ik kan niet genoeg krijgen van het gesputter van Toto, de Red Bull mannen die op een kluitje naar het scherm staan te schreeuwen, Olav Mol’s ‘hij heeft hem’. En iedere keer zie ik weer het hoofd van papa Jos voor me. Asgrauw, alsof hij net na zeven dagen uit een ondergrondse grot is gered in plaats van de trotse vader te zijn van de eerste Nederlandse Formule 1 kampioen. Een topsportkind, hartstikke geinig natuurlijk maar door dit soort ontknopingen lever je wel wat levensjaren in.

Ik heb zelf als ouder langs de atletiekbaan (yeah!), tennisbaan (yeah!) en paardrijbak (mwah) gestaan. Twee keer zwaar genieten, met paardrijden heb ik wat minder. Vooral omdat ik er zelf echt maar dan ook echt geen gevoel voor heb.
Als ik mijn avonturen op hobbelpaarden en de draaimolen even niet meereken, heb ik twee keer op een paard gezeten. De eerste keer was al niet best, tijdens een verjaardagspartij van een vriendje op de lagere school ging mijn paard op mijn voet staan toen ik hem naar de stal terugbracht; ik denk nog steeds dat hij dat expres deed.

De tweede keer was gelijk ook de laatste keer.

We waren met een groep vrienden in het pre-kindertijdperk op Ameland. Hartstikke leuk natuurlijk, totdat we over een activiteit gingen nadenken en er door wat dames werd geopperd (lees: besloten) dat we gingen paardrijden. Met mijn eerste ervaring in gedachten pruttelde ik wat tegen, meer mannen waren niet zo erg enthousiast maar voordat ik het wist stond ik met een zadel in mijn handen.
Mijn paard heette Cindy. Dit avontuur moet inmiddels zo’n 25 jaar geleden plaats hebben gevonden, maar ik heb haar naam zo vaak in combinatie met het woord ‘STOP’ geroepen dat ik dat nooit meer zal vergeten. Een beetje lopen door het bos ging nog wel, maar toen we op een open vlakte aankwamen begon het voorste paard te draven en moesten we allemaal meedoen. Er was heel kort uitgelegd wat wij als ruiters dan moesten doen, het kwam neer op ‘op en neer huppen in het ritme van de voorste benen van het paard, of zoiets.’ Bij mij werd het ‘of zoiets’. Totaal zonder enig gevoel wat ik zat te doen ging ik alle kanten op en al snel schoot mijn rechtervoet uit de beugel. Ik trok uit alle macht aan de teugels maar Cindy draafde vrolijk door, wanhopig probeerde ik rechtop te blijven zitten maar ik zakte steeds verder naar links. Daar hangend, terwijl ik ritmisch tegen Cindy’s flank aan het stuiteren was, nam ik me voor om echt nooit never niemals nog een keer op een paard te gaan zitten.

Mijn meeste voornemens verwateren vaak weer snel, maar deze niet. Op zaterdagochtend vroeg opstaan om mijn dochters naar een manege te rijden was dan ook niet echt een droom die uitkwam, maar zoals het met sportende kinderen is: als je die blije koppies ziet en ze er helemaal in opgaan, is er eigenlijk niets mooiers. En intussen ben ik erachter gekomen dat het altijd nog een graadje erger kan.

In Scandinavië is hobby-paardrijden een rage. Hobby-paardrijden komt er op neer dat kinderen hun hobby-paard (een stok met daarop een pluche paardenhoofd) tussen hun benen steken en daar vervolgens vrolijk mee in de rondte huppelen. Het interessante is dat we het hier niet over peuters hebben, was dat maar zo. Deze sport (ik krijg het bijna niet getypt) wordt veelal beoefend door tieners. Bij het zien van wat filmpjes had ik eerst het idee dat ik naar een aflevering van kinderJiskefet zat te kijken. Maar dit is serieus.

Uit de filmpjes is op te maken dat er twee varianten zijn, net als bij het echte paardrijden: springen en dressuur. Welk onderdeel het ook is, het gaat er fanatiek aan toe. Tijdens een toernooi in Finland (klik hier) gaat het publiek uit zijn plaat als een van de deelneemsters als enige een schier onmogelijke hindernis (ik doe even een aanname) weet te bedwingen. Een nog mooier filmpje komt uit Denemarken. Niet alleen vanwege de commentator die het niet meer houdt, maar vooral vanwege het jurylid dat na afloop nog even voor gaat doen wat er te verbeteren valt aan de huppeltechniek.

Ik gun iedereen zijn of haar hobby en sport, maar dit roept wel heel veel vragen op. Hoe zit dat precies met die hobby-paarden, kun je op ieder hobby-paard zowel springen als dressuren of mixt dat niet zo lekker? Kan een hobby-paard uit vorm zijn? Hoeveel trainingsuren zijn er nodig om een beetje op een leuk niveau te kunnen hobby-paarden? En eigenlijk wil ik het niet weten, maar is er echt een opleiding om jurylid te worden?

Samengevat: waar ging het mis?

Eén ding is me wel duidelijk. Ik begrijp nu waarom Finse mannen over het algemeen wat zwijgend door het leven gaan en houden van een stevige borrel.