Liefhebbers

‘Keen (51) stunt op NK tafeltennis’

Wat een mooi bericht tussen alle sportuitslagen van afgelopen zondag: 26 jaar na zijn eerste nationale titel en 15 jaar na zijn laatste wordt Trinko Keen voor de zevende keer nationaal kampioen pingpong. Op 51-jarige leeftijd dus, in de finale versloeg hij de 18-jarige Barry Berben.

Ik ben toch wel benieuwd hoe zo’n wedstrijd dan verloopt. Zei Barry ‘u’ tegen Trinko? En na afloop een ‘gefeliciteerd, meneer’? En wat zegt het over een sport als een 51-jarige, hoe talentvol ook, de titel pakt? En over de sporter zelf, die op deze leeftijd nog zo serieus bezig is?

Wel leuk om even op te zoeken wie de sportende leeftijdsgenoten van Keen zijn. Zomaar wat namen: Pete Sampras, Bas van de Goor, Annamarie Thomas, Servais Knaven, Jessica Gal, Pep Guardiola, Ulrich van Gobbel, Finidi George, Jari Litmanen. Mooie namen, maar wel echt uit het verleden.
Sampras was de koning van het tennis in de jaren 90, Van Gobbel rende in die tijd in de Kuip het krijt van de lijnen. Van de Goor won Olympisch volleybalgoud op de spelen van 1996, George en Litmanen wonnen met Ajax een jaar eerder de Champions League. Je moet wel heel erg nostalgisch aangelegd zijn om te denken dat deze sporters in de huidige tijd nog mee zouden kunnen gaan. Een uitzondering hierop is natuurlijk Sjaak Swart, die als 84-jarige nog prima mee zou kunnen voetballen (bron voor deze bewering: Sjaak Swart).

Maar het kan wel. Vorig jaar won golfer Phil Mickelson als 51-jarige nog een Major (een van de vier belangrijkste toernooien van het jaar). Ook in sporten als darts, snooker en paardrijden wint er nog wel eens iemand die niet tot de jonkies behoort.

Ik denk dat presteren op topniveau op – laten we zeggen – middelbare leeftijd alleen voorbehouden is aan individuele sporters. Zij hebben de lengte van hun carrière wat meer zelf in de hand, sporters die in teamverband acteren zijn vaak afhankelijk van de inzichten van een coach. Bij Manchester United bepaalt Erik ten Hag nu of Cristiano Ronaldo wel of niet speelt. Hij is een van de succesvolste voetballers aller tijden maar al op leeftijd (want 37) en wordt nauwelijks opgesteld. Het einde van zijn loopbaan, in ieder geval op het hoogste niveau, dient zich aan.

Individuele sporters kunnen vaak wat langer door blijven gaan, maar dat heeft soms ook iets pijnlijks.

In 2004 deed Rintje Ritsma als 34-jarige mee aan het NK allround. Na de 1500 meter, waarop hij dertiende werd en het wel duidelijk was dat hij zich niet voor de grote internationale toernooien ging plaatsen, vroeg een verslaggever voorzichtig of het niet tijd was voor Rintje om te stoppen om zijn fantastische carrière op een waardige manier te beëindigen. Eigenlijk verwoordde de verslaggever wat iedereen in de schaatswereld dacht. Rintje vond dat echter niet zo’n heel leuke vraag, hij vond het ‘dom gelul van mensen die er geen verstand van hebben’.

‘Alleen ik bepaal wanneer ik stop’, riep hij terwijl hij boos wegliep.

En daar had hij natuurlijk groot gelijk in. Is het aan anderen om te bepalen wanneer een sportcarrière over is? Moeten we sporters als Ritsma niet gewoon koesteren? Sporters die voorbij hun top zijn, dat zelf eigenlijk ook echt wel weten, maar nog zo gek zijn van de trainingen en de wedstrijden dat ze hun sportleven zo lang mogelijk willen volhouden. Ze hebben hun leven aan de sport gewijd, vaak inclusief een jeugd waarin weinig ruimte was voor iets anders dan trainen. Het zijn pure liefhebbers, een verademing in een tijd waarin sport steeds meer om geld draait.

Van topsporters wordt gezegd dat ze twee levens leiden en daarom tweemaal sterven, zo heftig is het voor hen om te stoppen. Over de tweede keer hebben ze niets te zeggen, laten we ze daarom alle ruimte geven om de eerste keer te bepalen.

Ik hoop dat Trinko volgend jaar bij het NK als 52-jarige gewoon weer achter de tafel staat. En dan het liefst ook in het mixed dubbel met zijn zus Gerdie, een voormalig topspeelster. Die is slechts twee jaar ouder, dus dat moet kunnen.

Volleybalpubliek

Eerlijkheid. Integriteit. Respect. Fatsoen. Als we zo doorgaan, kunnen deze woorden binnenkort uit de Van Daele gehaald worden en verhuizen naar de geschiedenisboeken. We hebben weer prima weken achter de rug. Opgestoken middelvingers naar de koning, hem uitmaken voor landverrader, het kan blijkbaar allemaal. Een minister die door een kamerlid wordt uitgemaakt voor spion. Een ander kamerlid, niet geheel toevallig van dezelfde partij, overtroeft dit door op een bewerkte foto twee ministers de Nazivlag te laten hijsen. Bedreigingen zijn aan de orde van dag. Het is een treurige tijd.

Maar het kan gelukkig ook nog steeds anders.

Momenteel wordt het WK Volleybal voor vrouwen gehouden, de wedstrijden zijn verdeeld over Nederland en Polen. Ik ben wel een beetje fan van onze dames en had ze nog nooit live zien spelen, dus daar moest verandering in komen.

Een paar observaties.

Vorige week, Nederland – Puerto Rico. De zaal is vooral gevuld met Nederlandse fans en voor de wedstrijd zit de stemming er al lekker in door de aanwezige speaker die ondersteund door The Ultimate Sports Band de boel aan het opzwepen is. Hij geeft instructies over wat te doen bij gescoorde punten, zoals bij een killerblock. We hebben allemaal een bord gekregen dat we dan boven ons hoofd moeten bewegen, uitbundig van links naar rechts (bij een Nederlands punt) of zachtjes op en neer (bij punt tegenstander). De hele zaal oefent mee, prachtig om te zien.

Ik heb nooit geweten dat een volleybalwedstrijd in een stadion zo’n show is. Letterlijk na ieder punt brult de speaker iets door zijn microfoon, bij een killerblock komen de bordjes tevoorschijn en dirigeert hij ons van links naar rechts. Ook de band komt regelmatig in actie, we zingen en klappen allemaal vrolijk mee. Als de zaal wat stilvalt, hoeft de speaker maar één keer ‘Holland’ door zijn microfoon te roepen en neemt het publiek het weer over.
‘Holland (klapklapklap), Holland (klapklapklap), Holland (klapklapklap)’.
Heerlijk, lekker onschuldig aanmoedigen.

Als Nederland een setpoint heeft, roept het publiek (uiteraard weer opgestookt door de speaker) massaal ‘één, één, één’. Voelt een beetje alsof je naar een in een bak met ballen graaiende hand zit te kijken en er ‘groeoeoeoen’ wordt geroepen, maar stiekem toch wel leuk.

Het publiek blijft de hele wedstrijd enthousiast en zoals bij elke sport zitten er ook hier zelfbenoemde kenners. Achter me zit een man die naarmate de wedstrijd vordert steeds meer de behoefte heeft om commentaar te geven.
‘Ze had hem links moeten slaan.’
‘Je ziet toch dat dat niet goed gaat.’
Dat niveau.
Mijn favoriet: ‘Bouwen, bouwen, boem’ als begeleiding van bijna iedere Nederlandse aanval. Mijn buurman vindt dit allemaal wat lastiger om aan te horen en draait zich een paar keer om, het lijkt erop alsof hij zelf een ‘boem’ wil uitvoeren. Maar dit is volleybal, het blijft bij een onschuldige ‘is al dat commentaar nou nodig’ blik.

Nederland wint met 3-1 en we verlaten tevreden de zaal. Op het parkeerterrein aangekomen blijkt dat de verkeersregelaars nergens meer te bekennen zijn. Doordat iedereen tegelijkertijd weg gaat, staat het verkeer binnen een mum van tijd helemaal vast. Op dit soort momenten komt meestal de ‘ieder voor zich’ mentaliteit naar boven, maar hier blijft iedereen rustig en wordt zelfs het principe van het ritsen toegepast. Zo kan het dus ook.

Gisteren, Nederland – China. Bij binnenkomst is direct duidelijk dat de verhouding op de tribune nu heel anders is, ons vak zit vol met Chinese fans en dat geldt eigenlijk voor het hele stadion; het voelt alsof we bij een uitwedstrijd zitten.
De speaker doet weer heel erg zijn best om de stemming erin te krijgen, maar komt moeilijk door de cultuurbarrière heen. Gelukkig is muziek wel internationaal, als The Ultimate Sports Band weer een nieuw nummer inzet doet iedereen mee (al gaat dit ook niet altijd goed, bij de Snollebollekes bots ik al snel tegen mijn Chinese buurvrouw aan).

Het maakt allemaal niet uit, het is gewoon een sportfeestje. Bij elk Chinees punt wordt er met rode vlaggen gewapperd, wij juichen bij een Nederlandse score. Maar het is allemaal zeer gemoedelijk en respectvol, ook als het in de vijfde set enorm spannend wordt. Iedereen blijft normaal doen en eigenlijk maakt het door elkaar zitten van de fans de beleving extra mooi. China wint, maar we hebben een geweldige avond gehad.

We hebben elkaar nodig om het leven leuk te maken. Laten we ons wat meer als volleybalpubliek gedragen.

62

Amerikanen houden van sport. En van statistieken. En vooral van die combinatie.

Honkbal is een van de sporten in Amerika waarbij elke actie in een database wordt opgeslagen. Het is een teamsport, maar de statistieken van individuele spelers zijn cruciaal voor coaches. Slaat een slagman vaker naar links of naar rechts? Hoe presteert hij tegen linkshandige werpers? Ook hier geven resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst, maar achter elke beslissing over het inzetten van een nieuwe pitcher of slagman zit een statistiek.

Voor alle liefhebbers zijn die statistieken ook een wezenlijk onderdeel van de sport geworden. Tv-commentatoren gebruiken ze veelvuldig in hun verslag; niet alleen om de kijkers te informeren, het heeft ook een nobeler doel. Door goed presterende spelers met mystieke namen als Babe Ruth en Joe DiMaggio of recentere toppers als Barry Bonds te vergelijken, blijft de geschiedenis en de traditie behouden. Amerikanen zijn gek op sporthelden en hun prestaties worden zo van generatie op generatie doorgegeven.

Ook in het stadion worden de fans van cijfers voorzien. Als de volgende slagman op een groot scherm wordt aangekondigd, worden niet alleen zijn naam en foto getoond maar ook zijn relevante statistieken. Leuk om te weten maar ook handig; als een slagman met een slecht slaggemiddelde aan de beurt is, heb je mooi even de tijd om een colaatje en een hot dog te halen.

Statistieken zijn mooi, maar records zijn nog mooier.

Een van de meest aansprekende records is het aantal geslagen homeruns in één seizoen. In 1998 was Amerika in de ban van de tweestrijd tussen Mark McGwire en Sammy Sosa om het record van 61 homeruns van Roger Maris uit 1961 te verbeteren. McGwire pakte uiteindelijk het nieuwe record, hij sloeg 70 keer de bal over het hek terwijl Sosa op 66 bleef steken.

Roger Maris behield nog wel het record van het aantal homeruns in de American League, omdat McGwire en Sosa allebei in de National League uitkomen (voor de geïnteresseerden, zie hier een uitleg van de indeling).

Dit jaar draaide alles om Aaron Judge, slagman bij de New York Yankees en daarmee uitkomend in de American League. Judge tikte in de loop van het seizoen gestaag zijn ballen het veld uit en langzaam nam de opwinding in de honkbalwereld toe, het record van Maris zou er wel eens aan kunnen gaan. Op 28 september kwam de eerste grote mijlpaal voor Judge, door homerun 60 te slaan kwam hij gelijk met Babe Ruth die vanaf 1927 het record had totdat Maris het verbrak. Zes dagen later mepte hij bal 61 eruit en stond hij gelijk met Maris. Vanaf dat moment stonden bij iedere volgende slagbeurt alle camera’s op hem gericht, toeschouwers van zowel de uit- als thuisploeg hoopten op een homerun omdat zij getuige van historie wilden zijn.

Op 4 oktober was het zover. In de uitwedstrijd tegen de Texas Rangers sloeg hij zijn 62ste homerun en werd daarmee de nieuwe recordhouder in de American League. Een staande ovatie volgde, ook van de Rangers fans; er was alleen maar respect voor zijn prestatie.

Amerikanen zijn sowieso erg goed in het vereren van hun sporthelden. Een honkballer die na een jarenlang dienstverband bij een club is vertrokken, wordt met respect onthaald wanneer hij als speler van een ander team terugkeert; hij is onderdeel van de historie van de club en dat wordt gewaardeerd. Dat is weer eens wat anders dan bij ons, wij beginnen dan meestal iets over het beroep van zijn moeder te zingen.

Respect voor de sport betekent ook dat je tijdens een wedstrijd gewoon tot het einde blijft, ook als je club een keer wordt weggespeeld door een betere tegenstander. En het kan je ook nog wat opleveren. Cory Youmans, fan van de Texas Rangers, ving op de tribune de bal waarmee Judge zijn historische homerun sloeg. Geschatte waarde van dit sportsouvenir: 2 miljoen dollar.

Gevangen

Blijkbaar is valsspelen besmettelijk.

In Schaakmat schreef ik over de rel die momenteel de schaakwereld beheerst, het vermeende bedrog van Hans Niemann in zijn partij tegen wereldkampioen Carlsen.

Nu is het raak bij het sportvissen en niet zo’n beetje ook.

Op Lake Erie – een van de grootste meren in Amerika – wordt ieder jaar de Lake Erie Walleye Trail (LEWT) gehouden, een viscompetitie bestaand uit meerdere toernooien. De LEWT staat lokaal hoog aangeschreven en wordt zeer serieus genomen, laten we het houden op een soort Champions League met hengels.
Afgelopen weekend vond de laatste LEWT-wedstrijd plaats. De eer was hoog, de prijzenpot goed gevuld en dan gaan mensen rare dingen doen.

Aan het einde van de viswedstrijd komen alle deelnemers (ze hengelen in duo’s) bij de wedstrijdleiding om hun vissen in te leveren en te laten wegen; het gewicht van de gevangen vissen bepaalt wie er wint.

Het filmpje van wat er dan volgt is goud waard en kijkt alsof je in een Trump rally bent beland.

Onder het toeziend oog van de deelnemers begeleidt een speaker het proces van het wegen, hij roept de gewichten om en geeft tussenstanden door om de spanning op te bouwen.
Alles verloopt rustig totdat de vissen van de heren Chase Cominsky en Jake Runyon aan de beurt zijn. Deze mannen hadden in 2021 meerdere toernooien van de LEWT gewonnen, maar worden door hun concurrenten al lange tijd in de gaten gehouden omdat ze bij een van deze toernooien waren gediskwalificeerd. De organisatie heeft toen niet bekend gemaakt wat de exacte reden was, maar kwam met het statement dat een van hen niet door een leugendetector test was gekomen. (Hoe zou dat nou weer gegaan zijn? Was er een CIA-agent ingehuurd die normaal terroristen ondervraagt maar nu Chase of Jake moest laten knakken?)

Terug naar het wegen van hun vissen. Als blijkt dat zij gewonnen hebben, komt wedstrijdleider Jason Fischer (ook nog die naam, het kan niet op) in actie want hij vertrouwt het voor geen meter. Hij legt een van de vissen op de grond, pakt zijn mes en snijdt de vis open.

Bingo.

‘We got weights in fish,’ schreeuwt Jason alsof hij net het bewijs heeft gevonden dat de Amerikaanse presidentsverkiezing toch gestolen is.

‘There we go!’ wordt er vervolgens door een andere deelnemer geroepen en totale chaos volgt. Een mini bestorming van het Capitool, het aantal F-words is niet meer te tellen. Er wordt geroepen dat er politie bij moet komen, dat ze de gevangenis in moeten.

We hebben het hier nog steeds over een viswedstrijd.

Jason gaat ondertussen verder met opensnijden en haalt uit ieder van hun vissen een loden gewicht. Chase en Jake zijn er gloeiend bij, ze hebben in hun bootje elke gevangen vis vol zitten proppen. Uit sommige vissen worden zelfs stukken van andere vissen gehaald. Die waren blijkbaar zelf te klein, maar konden na in mootjes gehakt te zijn prima bij de grotere exemplaren naar binnen geduwd worden.

Deze wedstrijd is gered, de echte winnaars konden alsnog uitgeroepen worden. Maar het aanzien van de vissport is beschadigd, er moet wat gebeuren. Dit is de echte Stop the Steal beweging.

Ik stel voor dat naast het gebruik van een leugendetector er per direct een metaaldetector bij iedere wedstrijd geplaatst wordt waar alle vissen doorheen moeten. Zoals met je bagage op Schiphol, al is dat nu wellicht een wat ongelukkig voorbeeld.

P.S. Geniet hier van de beelden.

Gewoon doorspelen

Deze week wordt in Amsterdam een groot padel toernooi gespeeld in het kader van de World Padel Tour. Padel is een racketsport, wordt gespeeld door twee tweetallen (een dubbel dus) en is een mix van tennis en squash. Het speelveld lijkt op een tennisveld, met servicevakken en een net tussen beide helften, en is ommuurd door een glazen kooi. Zowel de zij- als achtermuren mogen gebruikt worden om de bal naar de andere kant van het veld te slaan, net als bij squash dus.

De rally’s zijn behoorlijk lang, in ieder geval op professioneel niveau. De combinatie van het materiaal van de bal en de rackets zorgt ervoor dat een punt niet zomaar gemaakt kan worden, je moet het andere team in een rally echt uitspelen. Maar het is wel zeer spectaculair en dat maakt het een mooie kijksport.

Mijn favoriete onderdeel is het gebruik van de openingen in de muren.

Deze openingen worden niet alleen gebruikt om het speelveld te betreden, maar zijn onderdeel van het spel. Als de tegenstander de bal dusdanig slaat dat deze over de glazen muur gaat, mag je door de opening rennen en de bal door diezelfde opening weer terugslaan. Zoals in deze rally.

Het spel gaat dus gewoon door als de bal het speelveld heeft verlaten. Dat principe hadden we heel goed kunnen gebruiken tijdens de voetbalinterland Turkije-Nederland in 1997, dan hadden we alvast een mannetje op het parkeerterrein gezet op het moment dat Clarence Seedorf zijn aanloop voor zijn penalty nam.

Verliezen is ook een kunst

‘Zou willen dat de pure vaardigheid in F1 het verschil maakte.’ Was getekend: Lewis Hamilton.

Ik denk dat alle volgers van de Formule 1 hierin mee kunnen gaan. De sport wordt eerlijker en wellicht daardoor spannender als alle coureurs hetzelfde materiaal hebben en de invloed van bijvoorbeeld safety car situaties wordt geminimaliseerd. Gewoon kijken wie er het beste kan racen.

Uitgerekend uit de mond van Hamilton klinkt dit echter wel heel erg sneu.

Hamilton kan vast wel een beetje sturen, hij is zevenvoudig wereldkampioen. Maar deze man rijdt al jaren bij Mercedes, sinds 2014 de vaste winnaar van de constructeurstitel. Hij heeft al die tijd veruit de beste auto gehad en werd vaak met een straatlengte voorsprong kampioen, ook omdat zijn teammaat Bottas hem door stalorders niet mocht aanvallen. De races waren erg saai, de uitkomst van een willekeurig referendum in oostelijk Oekraïne is spannender.

Een mooi voorbeeld van de superieure Mercedes wagen kregen we eind 2020 te zien. Hamilton had corona gekregen en mocht niet meedoen met de Grand Prix van Bahrein. George Russell, talentvol maar als coureur bij Williams vooral veldvulling, mocht voor deze race zijn stoeltje overnemen.

Russell reed in de kwalificatie direct de tweede tijd, hij miste op 26 duizendste de polepositie. In de auto van Hamilton dus.

In de race nam hij al snel de leiding, leek te gaan winnen maar kwam in een bizarre situatie terecht. Tijdens een pitstop kreeg hij de banden van zijn teamgenoot, waardoor hij een ronde later weer moest stoppen om nu de juiste banden te halen. Tegen het einde van de race had Russell zich door het veld naar voren geworsteld, lag op de tweede plek toen een lekke band hem de overwinning definitief uit handen sloeg.

Zonder deze pech had hij de race absoluut gewonnen. In de auto van Hamilton dus.

Vorig seizoen had Red Bull een geweldige auto in elkaar gesleuteld en kon Verstappen eindelijk mee gaan doen om de titel. En daarmee begon het geklaag van Hamilton.

Over zijn eigen team.
Over Max, die te agressief reed.
Over Perez, die het hem lastig maakte als hij wilde inhalen.

Zijn geklaag sloeg ook over op zijn team. Het ‘No Mikey no’ van teambaas Toto Wolff tijdens de laatste race is legendarisch (het antwoord van Michael Masi overigens net zo: ‘Toto, it’s called a motor race’).
Hamilton moest eindelijk racen om kampioen te worden, de tijd van onbedreigd zijn rondjes vooroprijden was voorbij. En dat was hij niet gewend.

Dit jaar speelt Hamilton geen echte rol van betekenis, Red Bull en Ferrari zijn veel sterker. Helemaal tekenend is het dat ook zijn nieuwe teamgenoot (Russell heeft nu zijn eigen Mercedes stoeltje) sneller is en al meer punten heeft gepakt. Pure vaardigheid, deze keer geen stalorders binnen zijn team. Wel zo eerlijk, daar zal Hamilton het vast wel mee eens zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat Hamilton na het vorige seizoen was gestopt als hij wereldkampioen was geworden. Dat was dan zijn achtste titel geweest, een record. En minstens zo belangrijk: hij had kunnen zeggen dat hij nooit een kampioenschap van Verstappen had verloren.

Alle respect voor de prestaties van Hamilton. Maar een sportman moet ook weten wanneer hij heeft verloren.

Vallen en opstaan

Nederlanders kunnen hard fietsen maar ook genadeloos hard vallen.

In de eindfase van een Touretappe in 2011 kegelde een volgauto de halve kopgroep omver; Johnny Hoogerland was het laatste dominosteentje van de vallende renners en belandde met een koprol in het prikkeldraad. Een paar jaar later leek Steven Kruiswijk de Giro te gaan winnen, maar dook in een afdeling over zijn stuur een sneeuwwand in. Twee jaar geleden kreeg Fabio Jakobsen tijdens een sprint een zwiep van een collega, verloor zijn evenwicht en nam in zijn val wat hekken, de finishboog en een official mee.
Van de krantenkop ‘Robert Gesink breek sleutelbeen bij val’ kijk ik ook helemaal niet meer op.

Maar ze vallen niet alleen hard, ze zijn ook bikkelhard.

Hoogerland kreeg 33 hechtingen om zijn huid weer bij elkaar te nieten en zei bij het verlaten van het ziekenhuis: ‘Na de rustdag gaan we gewoon weer fietsen.’ Kruiswijk bleek een rib gebroken te hebben, maar stapte de volgende dag ook gewoon weer op. Kansloos voor de overwinning, maar hij ging door. Jakobsen kon dat niet, hij was levensgevaarlijk gewond en lag dagen in coma. Maar hij herstelde en won dit jaar gewoon een Touretappe.

En dan hebben we ook nog Annemiek van Vleuten.

Tijdens de Olympische wegwedstrijd van 2016 ging zij in winnende positie in een afdaling onderuit. Ze bleef roerloos over een stoeprand liggen, het zag er vreselijk uit. Weg medaille, maar dertig dagen later won ze al weer een koers.

Sinds die val ben ik fan. Af en toe komt ze in het nieuws omdat ze weer eens tegen het wegdek is gekwakt, maar ze komt altijd weer terug en wint echt ongelooflijk veel wedstrijden. Dit jaar is ze als bijna 40-jarige helemaal niet te houden, naast een aantal klassiekers heeft ze zowel de Giro, de Tour als de Vuelta gewonnen (bij de dames, wordt er dan vaak bij vermeld. Dat heb ik nooit zo begrepen. Ik kan me niet herinneren dat er ‘bij de mannen’ werd geschreven toen Tom Dumoulin de Giro won).

Drie etappekoersen winnen in één jaar, halleluja wat een prestatie. Hoe mooi zou het zijn om dan ook nog de wereldtitel te pakken.

De individuele tijdrit liep niet helemaal lekker, maar in de gemengde relay (een estafette van een dames- en herenteam) ging het pas echt fout. Ze had Mathieu van der Poel overgehaald om ook mee te rijden, een medaille kon zo binnen geharkt worden. Maar nadat de mannen in hun gedeelte al materiaalpech hadden gehad, ging het bij Annemiek helemaal mis. Na een paar trappen klapte haar fiets onder haar weg en lag ze op het asfalt.

Knie kapot, elleboog kapot.
‘Het voelt niet goed,’ zei Annemiek toen haar werd gevraagd of ze wel aan de individuele wedstrijd mee zou kunnen doen.
Oei. Als Annemiek zegt dat het niet goed voelt, dan is er echt wat aan de hand.
‘Slechts’ een breukje in haar elleboog, zo bleek na onderzoek. Even afwachten hoe het in de training gaat maar er is toch een kans dat ze gewoon mee gaat doen.

Dat doet ze. In 2019 sprong ze op 105 kilometer van de finish van de rest weg en zagen ze haar niet meer terug. Dat zit er nu niet in, het is aanklampen, gelost worden en weer terugkomen. Met de finish in zicht zit ze in de kopgroep waarvan ze weet dat ze in de sprint niet de snelste is. Dus maakt ze met nog een paar honderd meter te gaan een jump, de rest aarzelt even en ze is weg. De spanning is als kijker niet te harden, ze houdt maar een paar meter over maar ze doet het. Met een gebroken elleboog wordt Annemiek van Vleuten wereldkampioen.

Voortaan denk ik als ik de mannengriep voel opkomen toch maar even aan Annemiek.

Schaakmat

Valsspelen in sport is van alle tijden. EPO, de hand van God, de vermeende mechanische doping van Fabian Cancellara. Sommige sporters doen alles om te winnen en gaan ver over de ethische grenzen heen.

Schaken lijkt een sport waarin geen ruimte is voor dit soort praktijken. Twee spelers, ieder aan een kant van een bord met 16 speelstukken en een klok om de tijd bij te houden. What you see is what you get, zou je zeggen. Maar dat valt vies tegen.

Met de geest van een groot schaker komt schijnbaar automatisch wat paranoïde gedrag, zeker in vroegere tijden waarin de Sovjets de schaakwereld beheersten. Er zijn fantastische verhalen rondom Viktor Kortsjnoj, een geboren Rus die in 1976 de Sovjet-Unie ontvluchtte.

Twee jaar later speelde hij om het wereldkampioenschap tegen Anatoli Karpov, de lieveling van het communistische apparaat. Tijdens hun tweede partij kreeg Karpov een bekertje vruchtenyoghurt aangereikt. Onacceptabel, volgens Kortsjnoj die meende dat Karpov via de kleur van de vruchten signalen zou krijgen van zijn secondanten (‘Koekoek’ zou Sierd de Vos hebben geroepen als hij schaakverslaggever was geweest).
In het team van Karpov zat ene Vladimir Zoechar, parapsycholoog van beroep. Zijn taak? In de speelzaal onafgebroken naar Kortsjnoj staren. Kortsjnoj protesteerde, beweerde dat hij werd gehypnotiseerd. Urenlang werd er gediscussieerd over de toegestane positie van Zoechar in de zaal.

Maar Kortsjnoj was zelf ook geen heilige. In een tweekamp met een andere Sovjet, Tigran Petrosian, was het nodig om een tussenschot onder de tafel te plaatsen aangezien er regelmatig schoppen werden uitgedeeld.

Met de opkomst van de computer en mobiele telefoon zijn de tactieken verfijnd. Het is toegestaan om tijdens een partij naar het toilet te gaan, maar veelvuldig bezoek gaat opvallen. Meerdere schakers zijn al betrapt op het raadplegen van schaak-apps op hun mobieltje en met het spelen van online wedstrijden ligt de weg naar bedrog wagenwijd open.

Sinds een aantal weken is de schaakwereld helemaal in de war. Magnus Carlsen, de huidige wereldkampioen, verloor onlangs van Hans Niemann en liet vervolgens een tweet achter waarna de geruchtenmachine op gang kwam. Beschuldigde hij zijn tegenstander van vals spel? Er is een voedingsbodem want Niemann werd in de jeugd al twee keer op valsspelen betrapt. Nieuw hoogtepunt in de rel kwam deze week, omdat de twee weer tegen elkaar moesten spelen (deze keer online) en Carlsen na één zet opgaf. Een partij van dertien seconden.

Ondertussen worden de wildste fantasieën over de manier van valsspelen van Niemann rondgeslingerd. Ik citeer uit een artikel van nu.nl: ‘De bizarste theorie was dat de Amerikaan tijdens zijn partij via een op afstand bestuurbaar anaal seksspeeltje seintjes door zou krijgen voor de beste zet.’ Nogmaals, ik citeer. Ik heb dit niet zelf bedacht.

Dit roept wel een hoop vragen op. Hoe zou dit seinen eigenlijk werken? Hoe geef je dan Paard B1-C3 door? En lijkt dat niet te veel op Loper C1-B2?

En wordt deze manier van coachen wellicht ook in andere sporten gebruikt? Het zou eindelijk de verklaring zijn voor de ongemakkelijke bewegingen bij het snelwandelen.

Ik zou het zelf liever bij een vruchtenyoghurtje houden.

GOAT

Het gaat hard in tennisland. Na het afscheid van Serena Williams kondigde Roger Federer vorige week aan dat hij er ook mee gaat stoppen. Te oud, het lichaam wil niet meer. Het zat er aan te komen.

Direct kwam de discussie over de GOAT weer op gang, de Greatest Of All Time. Hierbij gaat het vaak over cijfertjes en dan vooral het aantal gewonnen Grand Slam toernooien. Omdat we nu in het tijdperk van Federer-Nadal-Djokovic leven en zij veruit de meeste Grand Slams hebben gewonnen, gaat het in deze discussie altijd om deze drie.

Federer (20) won minder Grand Slam toernooien dan Nadal (22) en Djokovic (21) en is op basis hiervan dus niet de GOAT. Maar wat een indrukwekkende reeksen heeft hij op Grand Slam niveau neergezet.

  • Op ieder van de vier toernooien heeft hij minimaal vijf keer de finale gehaald.
  • In de periode Wimbledon 2005 t/m de Australian Open 2010 speelde hij in elk toernooi de finale, op de Australian Open van 2008 na waar hij in de halve finale verloor.
  • Hij won in drie verschillende jaren (2004, 2006 en 2007) zowel de Australian Open, Wimbledon als de US Open. In 2006 en 2007 haalde hij ook nog de finale van Roland Garros.
  • Vanaf Wimbledon 2004 haalde hij zonder onderbreking 23 keer achter elkaar minimaal de halve finale en 36 keer de kwartfinale.
  • Op Wimbledon heeft hij in de periode 2003 – 2021 ieder jaar minimaal de kwartfinale gehaald, op 2013 na waar hij in de tweede ronde verloor van Sergiy Stakhovsky die toen 13 niveaus boven zijn normale kunnen speelde. In die reeks haalde hij 12 keer de finale waarvan hij er 8 won.

De waardering van sporters gaat echter niet alleen over het aantal gewonnen prijzen (want dan zou Berry van Aerle een betere voetballer zijn geweest dan Dennis Bergkamp). Wat als we kijken naar de manier van spelen, de betekenis voor de sport en vooral populariteit, criteria die niet meetbaar zijn?

Tijdens de Olympische Spelen van 2008 in Beijing kon Federer niet in het Olympische dorp verblijven omdat hij continu werd aangeklampt door medetopsporters om samen op de foto te gaan. Dus niet tijdens de lokale clubkampioenschappen, maar het sportevenement waar de besten uit alle sporten samen komen.

Het mooiste voorbeeld van zijn populariteit valt voor mij samen met een persoonlijk herinnering. In 2012 speelde Nederland tegen Zwitserland voor de Davis Cup. Bij de Westergasfabriek in Amsterdam was speciaal een gravelbaan aangelegd, met niet al te hoge tribunes waardoor wij als toeschouwers dicht op de baan zaten.
Het was koud en regenachtig, maar de stemming zat er voor de wedstrijd al goed in door een groep studenten voor ons die zicht- en hoorbaar net uit de kroeg was gerold. Iedere keer als Gangnam Style van PSY (was toen net uitgebracht) uit de speakers schalde, sprong de hele groep op en begon met benevelde motoriek het bijbehorende dansje te doen. Op één dame na, die zo dronken was dat ze continu van haar klapstoel gleed. Haar medestudenten losten dit op door haar met wat riemen aan haar rugleuning vast te binden.
Deze studenten hadden een spandoek meegebracht, dat uitgerold werd toen de teams voor de openingsceremonie de baan op kwamen. Thiemo de Bakker, die de eerste wedstrijd tegen Federer moest spelen, keek hoopvol onze kant op. Zou het voor hem zijn? Nee, dat zou het niet.
‘The legend returns’ stond er in grote letters, met daaronder een afbeelding van een juichende Federer.

Groter kan de adoratie niet zijn voor een sporter, een eigen spandoek bij een uitwedstrijd.

Federer is voor mij de absolute GOAT van tennis, met Reto Schmidli als goede tweede. Reto, nu een gewaardeerd politieagent in Basel, won als 13-jarige als enige tennisser ooit met 6-0 6-0 van (een toen 10-jarige) Federer.