Olympisch debuut

Na anderhalve week popelen zat ik afgelopen woensdag eindelijk zelf in de trein naar Parijs om mijn Olympische kijkdebuut te maken. Ik had de dagen ervoor genoten van de verhalen van familie en vrienden die al waren geweest, echt oprecht hartstikke blij voor iedereen, maar nu wil ik. Tweemaal atletiek en de dames hockeyfinale staan op ons programma, ik heb alle bestaande superlatieven gebruikt om aan iedereen die het al dan niet wilde horen te vertellen hoeveel zin ik heb om naar Parijs te gaan.

Na aankomst checken we even rap in bij ons hotel, oranje shirtjes aan en op naar het Stade de France waar het atletiektoernooi wordt afgewerkt. Al snel merk ik hoe on-Frans het hier in Parijs is georganiseerd: de route naar het stadion is duidelijk aangegeven, overal staan vrijwilligers die zelfs in het Engels behulpzaam zijn, het is gewoon top.
Zodra we de metro uit stappen begint het eerste laagje kippenvel zich te vormen. Een kleurrijke stroom vormt een lang lint tot aan het stadion, een massa liefhebbers die zin hebben om getuige te zijn van mooie sport. Ik word er licht emotioneel van, alle ellende en negativiteit die momenteel onze wereld overheerst is nu heel ver weg. Hier krioelen zoveel nationaliteiten door elkaar, fans lopen in hun nationale tenues met vlaggen om hun schouders en zijn gewoon blij om hier met elkaar te zijn. Het kan dus gewoon wel.

De Olympische Spelen, het is voor mij een magisch evenement. ’s Nachts opstaan om de 100 meter finale tussen Carl Lewis en Ben Johnson in Seoul te zien, de 800 meter van Ellen van Lange, ons gouden volleybalteam rond Ron Zwerver en Peter Blangé, Epke ‘en hij staat’ Zonderland. Zoveel sporthistorie waarvan ik intens heb genoten, maar allemaal via de televisie. En nu zit ik eindelijk eindelijk eindelijk zelf in een Olympisch stadion.

De sport is prachtig, de sfeer waanzinnig. Ik weet van mijn eigen bescheiden atletiekcarrière en die van mijn dochters hoe sportief het er op en rondom een atletiekbaan aan toegaat. In dit immense stadion, gevuld met 80.000 fans waar de belangen net iets groter zijn, is het niet anders. We zien deze avond twee Nederlanders in actie, Nick Smidt en Lieke Klaver. De resultaten zijn bekend, hier eindigt helaas hun individuele toernooi.

De volgende avond zitten we er weer, tussen alle andere finales springt die van de 400 meter horden er tussenuit en het is de reden waarom ik ons bezoek aan Parijs rond deze avond heb gepland: de clash tussen Femke Bol en Sydney McLaughlin. Doordat ze elkaar al twee jaar niet zijn tegenkomen op de atletiekbaan maar ondertussen los van elkaar toptijden lopen, kijkt de hele atletiekwereld naar deze ontmoeting uit. Er zitten veel meer Nederlanders dan gisteren, de plukjes oranje springen eruit in het stadion. Dit levert een mooi moment op als iets verderop in Parijs hockeyer Duco Telgenkamp de beslissende shootout tegen Duitsland maakt, ineens gaan de roodwitblauwe vlaggen in ons stadion de lucht in en juichen Nederlanders met gebalde vuisten naar elkaar. Schitterend.

Als het moment voor de 400 meter horden is aangebroken en de dames in de startblokken gaan zitten, wordt het doodstil in het stadion al denk ik dat iedereen mijn hart kan horen bonken. Het startschot valt, het stadion ontploft en een kleine minuut later is het over. We kijken elkaar wat wazig aan, vertwijfeld kijk ik naar het grote scherm om zekerheid over de uitslag te krijgen. ‘Ze was nog wel derde, toch?’ We zitten aan de overkant van de finish, ik meen dat echt wel gezien te hebben maar het was een close call met nummer vier. Dan verschijnt ‘World record’ op het scherm. Er gaat een bewonderend ‘wow’ door het stadion en ik voel direct berusting, zeker nadat bevestigd wordt dat Femke inderdaad derde is geworden. Gewoon op waarde geklopt. McLaughlin krijgt een staande ovatie tijdens haar ereronde, ook van alle Nederlanders. Er wordt niet met vuurwerk of bekers bier gegooid, geen spreekkoren over het beroep van haar moeder. Alleen maar respect voor deze topprestatie.
Ondanks de enorme teleurstelling, vooral over de manier waarop ze haar race heeft gelopen, komt ook Femke nog langs met een vlag om haar schouders. Terwijl we haar toejuichen besef ik hoe bijzonder deze sportvrouw is. Ik herinner me nog de tijd dat we als atletiekland blij mochten zijn met een twaalfde plaats van Elly van Hulst als onze beste prestatie op een groot kampioenschap. Nu horen we er helemaal bij, hebben we meerdere wereldtoppers in huis waardoor de verwachtingen op een heel ander niveau liggen. Maar een medaille op de Olympische Spelen moeten we altijd als bijzonder blijven zien.

Ik val die avond moeilijk in slaap. Van de adrenaline, van de biertjes om de medaille van Femke te vieren, van de hockey finale die we morgen gaan zien. En omdat ik op mijn telefoon aan het zoeken ben wanneer de kaartjes voor de Olympische Spelen van 2028 in Los Angeles in de verkoop gaan.

Moeder aller sporten

We zijn ruim een week onderweg in de Olympische Spelen. Uit mijn televisie dwarrelt inmiddels een gestage kolom rook, ik heb de batterijen van de afstandsbediening al moeten vervangen en onze bank begint doorligplekken te vertonen. Bijna 24/7 topsport, het voelt als twee weken door een snoepwinkel rennen, je mond puilt al uit van de winegums maar je mag blijven graaien uit de bakken.

Ik kijk bijna alles. Vorige week zat ik met het zweet in mijn handen naar onze handboogschietdames te kijken toen ze iets lukte waar Kim Jong-Un elke avond van droomt: ze brachten Zuid-Korea aan het wankelen. Roeien, zwemmen, volleybal, ik kan er geen genoeg van krijgen. Toch heb ik ook mijn grenzen.

Afgelopen weekend vond het individuele toernooi dressuur rijden plaats. In een eerdere blog schreef ik over mijn eigen ervaringen met paarden, die zijn niet al te best. Ik begrijp zeker wel dat anderen het leuk vinden om paard te rijden, om hard door een bos of over het strand te gaan of om over balken te springen. Maar dressuur? De ruiters kiezen er zelf voor, maar wat doet het met de mentale gesteldheid van het paard, is daar al eens over nagedacht? Ik kan me voorstellen dat paarden die voor dressuur worden ingezet door hun stalgenoten toch een beetje als de keepers van de paardensport worden gezien: het echte werk beheersen ze niet, dus dan maar een beetje huppelen. Springpaarden zijn de macho’s, dressuurpaarden staan onderaan de piramide, getuige de volgende twee scènes die zich in de stal van Team NL hebben afgespeeld.

Imagine, het paard van springruiter Kim Emmen, kwam vorige week met vooruitgestoken borst terug na een foutloze rit. ‘Makkie, deze jongen heeft gewoon even alle oxers bedwongen,’ reageerde hij op de vraag hoe het was gegaan. ‘En natuurlijk ruim binnen de tijd.’ Hij maakte even een rondje door de stal, gaf een high-hoef aan zijn mede springpaarden Beauville Z en Uricas van de Kattevennen (wie verzint die namen) voordat hij bij Hermès N.O.P. kwam. Die was, zachtjes de muziek van de Spice Girls neuriënd, bezig de moeilijkste huppelpasjes nog even door te nemen. Verstijfd stond hij stil, hij had Imagine nog niet terugverwacht en hoopte dat hij hem niet had gezien. Tevergeefs. ‘Dat ziet er echt moeilijk uit man, respect’, hinnikte Imagine voordat hij tevreden aan wat stro ging knabbelen.

Gisteren was het de beurt aan Hermès, met Dinja van Liere op zijn rug mocht hij de ring in. Het ging helemaal prima, hij had lekker gedanst, de mensen klapten enthousiast en vol zelfvertrouwen kwam hij weer in de stal terug; hij kon niet wachten om te vertellen dat hij een persoonlijk record had gereden, dat zou indruk maken.
‘Een persoonlijk record?’ riep Imagine. ‘Hoe werkt dat bij jullie?’
‘Ik haalde een 88,432’ zei Hermès glimmend.
’88,432 wat? Heb je zoveel meter gelopen? Of is dat het aantal mensen dat aan het einde van je kür nog was blijven zitten?’
‘Nee, het is heel makkelijk. Het is 88,432 procent. Degene die het hoogste percentage heeft gehaald, wint. Er zijn meerdere juryleden, die geven allemaal punten en dat wordt bij elkaar opgeteld. Wel balen dat ik vierde ben geworden want het ging echt goed. Maar ja, het Duitse jurylid had ons weinig punten gegeven. De Duitse paarden werden overigens eerste en tweede, maar dat zal wel toeval zijn. Het is een eerlijke en overzichtelijke sport.’
Imagine haalde zijn schouders op. ‘Maar dus wel een persoonlijk record, lekker man. De oranje shirts met Hermès N.O.P. op de achterkant zullen nu wel niet aan te slepen zijn.’

Ik vind het helemaal prima dat dit soort sporten onderdeel is van de Olympische Spelen, ik gun iedereen zijn plezier. Maar ik begrijp ze niet, het ligt voor mij te ver weg van de meest oorspronkelijke sport: atletiek. Wie springt het verst, wie springt het hoogst, wie gooit het verst. Simpeler kan niet en daarom zo mooi om te zien, zelfs de grootste sportleek kan dit begrijpen. En natuurlijk het belangrijkste onderdeel: wie rent het hardst. Dat is het makkelijkst te volgen. Dat is Femke Bol.

Liemarvin en Wout

’t Is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik, zong Peter Blanker ooit. Het zou het lijflied van menig topsporter kunnen zijn, zeg maar de categorie Cristiano Ronaldo. Een beetje zelfvertrouwen is natuurlijk helemaal prima, maar arrogante narcistische trekjes mogen van mij achterwege blijven.

Voor Wout Weghorst maak ik graag een uitzondering, van hem kan ik bijna alles hebben. Wout Weghorst, geboren in Borne waar (dit is een aanname want ik ben er nooit geweest) de term ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ zo’n beetje uitgevonden is. Maar Wout is overtuigd van zichzelf en draagt dat op een vertederende maar vaak zo onhandige manier uit. Hij heeft inmiddels een leuke carrière bij elkaar gevoetbald, maar is zo in zichzelf gaan geloven dat het perspectief over zijn kwaliteiten zo nu en dan ontbreekt. Tijdens de oefenwedstrijden voor het EK bleek dat Wout niet onze eerste spits ging worden. Dat vindt heel Nederland normaal, maar Wout had het hier toch wel lastig mee. Wout ziet zichzelf als de logische opvolger van het rijtje Van Basten, Kluivert, Van Nistelrooij, Van Persie. Internationale sterren en daar hoort Wout gewoon bij, hij had tenslotte niet minder dan 17 wedstrijden voor Manchester United in de Premier League gespeeld waarin hij verdorie toch zeker minimaal acht keer de bal richting het vijandelijke doel had geschopt.

Sporthelden als Wout moeten we koesteren, helden als Liemarvin Bonevacia. Op het EK atletiek dat afgelopen week in Rome werd gehouden begon Liemarvin niet zo goed door een redelijk verprutste estafette. Maar hij herstelde zich op de individuele 400 meter door zich moeiteloos voor de finale te plaatsen. Het leverde een kort maar schitterend interview op. Of eigenlijk was het geen interview, de verslaggever stelde één vraag en vervolgens begon de monoloog van Liemarvin. ‘Ik kan het onder druk,’ en vervolgens richting de camera ‘Liemarvin kan het onder druk’. Bij Christiano Ronaldo zou ik heel hard doorzappen, maar de levensvreugde en het enthousiasme bij Liemarvin zijn te aanstekelijk, hier kun je alleen maar om glimlachen.
Zowel in als na de finale overtrof Liemarvin zichzelf. Hij werd in een prachtige race derde, een bronzen medaille dus. Terecht door het dolle en om zeker te weten dat iedereen wist wie hij was, trok Liemarvin zijn startnummer van zijn shirt en hield deze tijdens zijn ereronde omhoog. Het aansluitende interview werd nog uitbundiger. Op de vraag waar hij zijn eindsprint vandaan haalde, antwoordde hij ‘hey, ik ben een championship guy!’ Daarna vertelde hij dat hij voor de race met zijn zoontje Liemarion had gebeld en hem een medaille had beloofd, jammer dat daar geen beelden van zijn want als vader en zoon een beetje op elkaar lijken moet dat een schitterend gesprek geweest zijn. Wat een prachtige kerel.

Ik droom nu al een paar nachten over Wout die als invaller de finale van het Europees kampioenschap beslist met een wereldgoal. Na de huldiging begint onze aanvoerder Virgil van Dijk aan een ereronde om de beker aan het publiek te tonen met de rest van het team in zijn kielzog. Maar al snel wordt hij ingehaald door Wout die vlak voor hem gaat lopen. Met ontbloot bovenlijf houdt Wout zijn shirt omhoog om heel Europa er nog even aan te herinneren wie de echte baas op het veld is. ‘I am Weghorst. Wout Weghorst’ roept hij met overslaande stem in een tv-camera. Even later onderbreekt hij het interview van Jeroen Stekelenburg met onze bondscoach. Wout drukt zijn shirt in de handen van Koeman, mompelt iets als ‘lijst deze maar in, leuk voor aan je muur’ en trekt de microfoon uit de handen van Stekelenburg.
‘Zoals jullie weten is mijn vriendin zwanger van ons vierde kind’, begint hij, waarna hij zich naar de camera draait. ‘Deze is voor jou, Liewout’.

Humor

Kun je ook als supporter uit vorm zijn? Ik heb daar nooit zo over nagedacht, maar begin nu te geloven dat het bestaat.

In mijn vorige blog schreef ik over mijn recente mislukte sportkijkweekend. De magische race van Van der Poel gemist, vervolgens achter de televisie gekropen om alleen maar drama te zien: dezelfde VDP gevallen bij het mountainbiken, Van Vleuten lek gereden en Feyenoord slappe 0-0 tegen Fortuna.

Afgelopen weekend is het WK atletiek begonnen. Geïnspireerd door Dafne Schippers zijn we opgeklommen van veldvulling naar een serieus atletiekland met een aantal echte wereldtoppers. De verwachting is dat we een recordaantal medailles gaan binnenharken en zaterdag konden we daar mooi mee beginnen. Sifan Hassan op de 10 kilometer en de 4×400 meter gemengd, dat zijn twee zekere plakken. Helaas kon ik de wedstrijden niet zien, maar met het vorige weekend in gedachte is dat misschien maar beter ook.

‘Nee, Sifan Hassan is een paar meter voor de finish gevallen’, appt mijn dochter.
Had ik dan toch moeten kijken, schiet er door mijn hoofd terwijl ik een slok van mijn Brand Weizen neem.
Pling.
‘WTF, Femke Bol valt ook.’
Ik wenk de ober die langs ons tafeltje loopt, wijs naar mijn inmiddels lege glas en steek twee vingers op. Gelukkig begrijpt hij me.

Wel kijken, niet kijken. Blijkbaar maakt het niet uit, ik moet accepteren dat ik als supporter gewoon even uit vorm ben. Moet ik donderdag de 400 meter horden finale met Femke gaan kijken? Zondag de Formule 1 met Max? Ik weet het gewoon even niet meer, ik ben slecht uit de zomerstop gekomen.

Het verzacht de pijn een beetje dat ik niet als enige supporter momenteel in een wak zit. Afgelopen vrijdag verloor NEC ook zijn tweede wedstrijd van het net begonnen seizoen. Weinig aan de hand zou je zeggen, daar gaan geen documentaires over gemaakt worden. Een groepje NEC-fans had hier toch wat moeite mee, wachtte de spelersbus op en eiste – zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is – een gesprek met spelers en coach. Twee wedstrijden verloren bij een rechterrijtje-club en de stoppen slaan al door. Ik ben altijd zo enorm benieuwd wat zo’n groepje daarmee probeert te bereiken en vooral hoe zo’n gesprek dan gaat. Zoiets wellicht?
‘Hé stelletje klojo’s, jullie moeten niet steeds verliezen man.’
‘Ja hallo we doen wel ons best hè.’
‘Je best, je best. Je moeder!’
‘Joh, het komt allemaal wel goed. We trainen hard en het komt vanzelf wel.’
‘Volgende week gewoon winnen, ik weet waar je woont hè. En mag ik trouwens nog wel even een handtekening van je.’

Dat je ook anders met tegenslagen van je favoriete team om kunt gaan, bewezen de supporters van de Spaande voetbalclub Malaga. Hun team was nog niet zo lang geleden een suptopper in de hoogste divisie, maar speelt inmiddels op het derde niveau. Omdat het bestuur afgelopen zomer weigerde nieuwe spelers aan te trekken, vonden de supporters het tijd voor actie. Ze trokken naar het vliegveld en onthaalden daar een willekeurige reiziger als nieuwe speler. Ze duwden hem een spelershirt in zijn handen en lieten hem poseren, volledig in stijl zoals het in Zuid-Europese landen gaat als een nieuw ster arriveert. Echt briljant, klik hier voor de beelden.

We kunnen met z’n allen wel wat meer humor gebruiken. Ik blijf gewoon sport kijken, mocht mijn slechte vorm zich doorzetten dan rij ik ook gewoon naar het vliegveld.

Te veel moeite

4 mei. Een dag van reflectie, het moment om stil te staan bij zowel de duistere periode ‘40 – ‘45 als de huidige stand van onze maatschappij.

We zijn verdeeld, polarisatie is het modewoord. Sprekend voorbeeld zijn de blauw-wit-rode vlaggen die in grote delen van het land wapperen uit protest tegen het stikstofbeleid. Om 4 mei te eerbiedigen, uit respect voor de slachtoffers die zowel 80 jaar geleden als in een recenter verleden zijn gevallen tijdens het verdedigen van onze vrijheid, is uit verschillende hoeken van de politiek en door belangenorganisaties opgeroepen om de vlaggen weer normaal te hangen.

Een mooie en zeer terechte oproep, vele boeren hebben hier gehoor aan gegeven. Uit de Farmers Defence Force komt helaas een ander geluid. Deze Force kent maar één standje: zo hard mogelijk tegen alles en iedereen aan schoppen om hun wil door te drukken. Hun voorman kwam een paar jaar geleden in het nieuws door zijn sympathieke opmerking waarin hij de situatie van de boeren in ons land vergeleek met die van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Klassiek voorbeeld van ‘beperkt historisch besef’, zullen we maar zeggen.
Juist deze Force, schreeuwend om respect voor hun beroepsgroep, kan nu zelf niet het respect opbrengen om hun achterban te bewegen de vlag in ieder geval voor deze ene speciale dag weer normaal te hangen. Wel om respect vragen, maar zelf geen respect tonen. Ook dat hoort blijkbaar bij deze tijd.

De reden voor deze weigering? Volgens een woordvoerder is dat ‘te veel moeite’.

Te. Veel. Moeite.

Vorige week liep Sifan Hassan haar eerste marathon. In London trok ze ’s ochtends haar gymschoenen aan en na iets meer dan 2 uur en 18 minuten had ze niet alleen haar eerste marathon uitgelopen maar hem ook gelijk maar gewonnen.
Bij de baanatletiek heerste Sifan al op alle afstanden vanaf de 1500 meter, nu is ze door één race direct doorgedrongen tot de elite van de marathonloopsters. Wat een loopwonder, wat een sportvrouw. Niets dan respect voor haar.

Volgend jaar worden de Olympische Spelen in Parijs gehouden. Door haar prestatie in London wordt er nu volop gespeculeerd of ze dan zowel de 5 kilometer, de 10 kilometer als de marathon gaat lopen. Hoe mooi zou dat zijn, net als legende Emil Zatopek deze krankzinnige combinatie van afstanden lopen én winnen. Drie keer goud, drie keer het Wilhelmus, drie keer het wapperende rood-wit-blauw.

Ik hoop dat ze het gaat proberen. Hopelijk is dat niet te veel moeite.

Het jaar van Femke

Medailles op Olympische Spelen, Europese en Wereldkampioenschappen hebben eeuwigheidswaarde. De gouden medaille van Ellen van Langen, gewonnen in 1992 op de 800 meter; hoe hard de huidige generatie ook loopt, die medaille blijft altijd van haar.

Wereldrecords spreken op een andere manier tot de verbeelding. Ze zijn uniek, er kan immers maar één iemand het record op een discipline in handen hebben. De bijbehorende roem is daarmee ook vergankelijk; een beetje sportliefhebber weet dat Usain Bolt houder is van het record op de 100 meter, eerdere recordhouders als Carl Lewis, Leroy Burrell en Calvin Smith leven vooral bij de echte atletiekvolgers voort.

Door modernere trainingsmethoden, beter materiaal en voortschrijdend inzicht in sportvoeding is het logisch dat records van tijd tot tijd sneuvelen. Maar soms wordt er zo’n uitzonderlijke prestatie geleverd dat een record onbreekbaar lijkt. In 1968 sprong Bob Beamon 8,90 meter ver met de meest onwaarschijnlijke sprong uit de geschiedenis, hij verbrak het record met 55 centimeter (mooi detail: de meetapparatuur was niet berekend op zijn verre sprong, er moest een meetlintje gezocht worden om de afstand handmatig te bepalen). Het duurde tot 1991 tot zijn record verbeterd werd door Mike Powell, wiens record nu al ruim 30 jaar op 8,95 meter staat. Ook het record van Bolt (9,58 seconden over 100 meter) staat zo onwaarschijnlijk scherp dat het maar de vraag is of een menselijk lichaam überhaupt sneller kan.

Er is ook een andere categorie van records die maar niet verbroken kunnen worden, records uit de categorie ‘daar is iets mee’. Ook wel de categorie ‘damesrecords uit de jaren 80’ genoemd. Lees maar mee.

100 meter – Florence Griffith-Joyner (USA, 1988)
200 meter – Florence Griffith-Joyner (USA, 1988)
400 meter – Marita Koch (DDR, 1985)
800 meter – Jarmila Kratochvilova (Tsjecho-Slowakije, 1983)
Hoogspringen – Stefka Kostadinova (Bulgarije, 1987)
Verspringen – Galina Tsjistjakova (Sovjetunie, 1988)
Kogelstoten – Natalja Lisovskaja (Sovjetunie, 1987)
Discuswerpen – Gabriele Reinsch (DDR, 1988)
400 meter (indoor) – Jarmila Kratochvilova (Tsjecho-Slowakije, 1982)
Verspringen (indoor) – Heike Drechsler (DDR, 1988)

Kostadinova laat ik hier even buiten beschouwing, over haar is niets bekend. Maar bij de rest staat in de geschiedenisboeken met dikke vette letters ‘doping’ vermeld. Bewezen, zware vermoedens of later toegegeven.

Florence Griffith-Joyner stopte een half jaar na het lopen van haar records plotseling met atletiek, om zich in de zakenwereld te storten zoals ze het zelf omschreef. Tien jaar later stierf ze op 38-jarige leeftijd, vermoedelijk omdat ze haar lichaam kapot had geslikt en gespoten.
De overige dames komen allemaal uit het voormalige Oostblok, waar systematisch dopinggebruik door de staat was geregeld. Zo is Heike Drechsler nooit gepakt op doping, maar ze heeft jaren later toegegeven dat ze best wel eens gebruikt zou kunnen hebben. Ze wist echter niet wat de trainers haar allemaal hadden toegediend, was haar verklaring. Gevalletje ‘Wir haben es nicht gewusst’, een term die in de vorige eeuw wel eens eerder in die contreien was gebruikt.

Over Kratochvilova ging de geruchtenmachine nog veel verder. Bij haar is de discussie over genderneutraliteit gestart, in ieder geval op sportgebied. Vanwege haar bouw en manier van lopen werd hevig getwijfeld of zij wel in de juiste categorie liep. Of zoals de uitgever van Roald Dahl het zou omschrijven: ‘Hen liep bij de mensen, maar er was gerede twijfel of ze wel een mens was en dus eigenlijk bij de mensen mee zou moeten doen. Heel veel menselijke vormen had hen namelijk niet.’ Duidelijk toch?

Afgelopen zondag liep onze Femke Bol bij het NK indoor het 400 meter record van Kratochvilova uit de boeken. Soepel en krachtig, geen moment verslappend. Schitterend. Alleen Lieke Klaver kon enigszins volgen, de rest van het veld liep ver buiten het zicht van de camera te vechten voor plaats drie.

Femke heeft altijd gezegd dat ze de 400 meter horden leuker vindt. Ben benieuwd of ze bij dat standpunt blijft nu ze ook de wereldtop op de 400 meter vlak aan kan. Wat een luxe om die keuze te hebben.

De commissie voor de bepaling van sportvrouw van het jaar 2023 heeft die luxe niet meer, er valt nu al niets meer te kiezen. Maak de fout van vorig jaar goed!

Femke

December is de maand van voorzichtig vooruitkijken, maar vooral van de blik in de achteruitkijkspiegel. Dit gebeurt ook in de sportwereld: lijstjes, overzichten, jaarboeken, alles komt voorbij om het jaar te overdenken. En natuurlijk de verkiezing van de sporters van het jaar.

Deze verkiezing blijft een apart fenomeen, in een Olympisch jaar is het zoals altijd moeilijk kiezen. De commissie die daarvoor gestudeerd heeft, is tot de volgende lijst van genomineerden gekomen voor de categorie ‘Sportvrouw van 2022’.

Irene Schouten. Winnares van drie gouden Olympische medailles bij het schaatsen. Petje af.

Annemiek van Vleuten. Winnares van de drie grote wielerrondes, werd ook nog eens wereldkampioene. Wint eigenlijk altijd wanneer minimaal twee dames hard achter elkaar aan het fietsen zijn. Indrukwekkend.

Suzanne Schulting. Shorttrackster, won vier medailles op de Olympische Spelen waaronder twee gouden. Zeer bijzonder.

Drie fantastische sportvrouwen, ik gun het ze van harte dat ze zijn genomineerd.

Maar.

WAAR IS FEMKE BOL?!

Femke won een zilveren medaille op het WK op de 400 meter horden. Werd Europees kampioene op de 400 meter, 400 meter horden én de 4 x 400 meter estafette. Werd verkozen tot Europese atlete van het jaar.

Femke is de eerste vrouw die zowel de 400 meter als de 400 meter horden op een groot kampioenschap won, volstrekt uniek dus. Voor een leek zal het niet zo’n groot verschil zijn, wat maken die paar hekjes nou uit. Maar probeer het maar in keer in uw achtertuin, een rondje rennen zonder en een rondje met hindernissen (de lounge set kan hier prima voor gebruikt worden).

[Voor de volledigheid en vooral om te voorkomen dat ik ingezonden brieven van zijn familie krijg: er is één man die dit ook heeft gepresteerd. Hierbij de eervolle vermelding voor Harry Hillman, de Amerikaan die in 1904 op de Olympische Spelen van St. Louis glorieerde.]

Femke Bol dus. Dit jaar een internationale ster in de atletiek geworden, een van de grootste mondiale sporten; het kan gewoon niet waar zijn dat zij geen nominatie heeft gekregen. Ze zat wel in de voorselectie die vorige maand bekend werd gemaakt, maar daar zat half sportend Nederland in. Therese Klompenhouwer, driebandster? Hartstikke leuk voor haar dat zij daar ook bij zat. Maar zelfs al zou ze daar haar keu staan krijten, ik zou haar niet herkennen als we samen in de rij bij de bakker staan. Die voorselectie stelt niet zoveel voor, het gaat om de sporters die op het sportgala worden gepresenteerd.

De commissieleden vonden het ook lastig. Riepen dat er nou eenmaal maar drie nominaties uitgedeeld mogen worden. Nou en? Wij Nederlanders vinden onszelf toch altijd zo eigenwijs en weten altijd alles beter? Dit is het moment om dat te laten zien. Breek met die regel. We willen zo graag een internationaal erkend sportland zijn, de ambities zijn torenhoog. Toon dat dan ook, eer deze fantastische sportvrouw.

Kijk bij de nominaties niet alleen naar het aantal of de kleur van de medailles. Beloon unieke prestaties! Richard Krajicek won Wimbledon in 1996, Nicolien Sauerbreij Olympisch goud in 2010 bij het snowboarden, Tom Dumoulin de Giro in 2017, Max Verstappen werd vorig jaar wereldkampioen in de Formule 1. Voor Nederland unieke en baanbrekende prestaties die terecht werden beloond met de titel ‘Sporter van het jaar’. En Femke Bol eindigt in hetzelfde rijtje als Therese Klompenhouwer.

We zijn een land van protesteren geworden en dat ga ik ook maar eens een keer doen. Ik heb een gaatje in mijn agenda op woensdagavond, na Frankrijk – Marokko. Dan spring ik in mijn auto en ga toeterend rondjes rijden door de binnenstad van Utrecht. Ben benieuwd of ik het nieuws haal.

Hoppa, de sleep

De meeste sportanalisten komen niet verder dan wat algemene kreten die de gemiddelde kijker zelf ook wel zou kunnen invullen. ‘Die en die maakte een stuurfout waardoor hij het ravijn in donderde’, ‘één doelpunt meer en ze zouden wel doorgegaan zijn’, ‘hij kwam een teenlengte tekort om de winnende erin te glijden’. Dat soort teksten.

Maar er is ook Gregory Sedoc. Bij mijn dochters alleen bekend vanwege Expeditie Robinson (weetje: hij verloor op het nippertje van boer Jan), maar hij is toch echt een groot atleet geweest met het winnen van de 60 meter horden op het EK indoor van 2007 als hoogtepunt.

Sinds enkele jaren wordt Gregory opgetrommeld om vanuit de studio van Studio Sport bij belangrijke atletiekwedstrijden aan ons als kijker uit te leggen wat we net hebben gezien. Hij is niet alleen kundig maar ook zo heerlijk enthousiast. Als na een race wordt teruggeschakeld naar de studio, zien we meestal het overzichtsshot waarin de presentator van dienst aan een tafel zit met Gregory naast zich. Maar die setting is te statisch voor hem, hij wil staan, hij wil laten zien hoe een kogel over je vingers moet rollen, hoe je je borst naar voren moet drukken in de laatste stap van een sprint (‘kijk naar de linkervoet van Liemarvin, dit had hij niet beter kunnen doen’). En het liefst staat hij bij het scherm, met pijlen en cirkels laat hij zien waarom Femke heeft gewonnen.

Maar atletiek is een sport van vele onderdelen vlak achter elkaar, waardoor de presentator soms moet inbreken in een analyse. De blik van Gregory als hem wordt verteld dat de analyse van de race van Lieke nog even moet wachten, is onbetaalbaar. Teleurstelling, onbegrip, als van een scholier die met zijn vinger omhoog de aandacht van de leraar probeert te trekken omdat hij het antwoord op een vraag weet maar genegeerd wordt omdat de bel gaat.

Gelukkig is er wel voldoende tijd om de 110 meter horden te analyseren. We zoomen in op de start, op de eerste passen van de Fransman en de Spanjaard die om het goud hebben gevochten.
‘Kijk hier. Kijk die afzet en daarna hoppa, de sleep.’

Hoppa, de sleep. Ik heb er een nieuwe favoriete sportterm bij.

Nienke

Ard. Keesie. Anky. Pieter. Leontien. Max. Voornamen waarbij een beetje sportliefhebber direct beeld heeft: schaatsen met een wollen muts, een parmantig stappende Bonfire, die waanzinnige laatste ronde op het circuit van Abu Dhabi.

En nu zit ik naar Nienke te kijken. Nienke Brinkman. Het EK atletiek is vandaag begonnen en de dames trappen af met de marathon. Minder dan een jaar geleden liep Nienke haar eerste marathon, zo vertelt de Belgische verslaggever (hallo Nederlandse zenders, waar zijn jullie?). Voormalig hockeyster met een talent voor lopen, is de aanvulling. Dat blijkt, haar oranje shirt danst continu in de voorste rijen van de kopgroep.
Op de telefoon even snel opzoeken of ze familie is van Jacques Brinkman, dat lijkt me dan weer een leuk weetje. Dat is niet het geval, maar ze is wel een nicht van hockeyer Jasper Brinkman. Die valt helaas buiten mijn sportkennis.

We zitten in de laatste kilometers, de kopgroep bestaat nog uit vier dames: een Poolse, een Kroatische, een Duitse en Nienke (als we mild zijn voor een Italiaanse die – om er maar een sportcliché in te gooien – aan het elastiek hangt, bestaat de kopgroep uit vijf. Maar dat doen we niet). Dat zijn meer dames dan medailles, dus niemand is nog zeker van een plak. De Belgische verslaggever vervalt nu in wat warrig commentaar door met stelligheid te roepen wie welke medaille gaat winnen, maar moet om de 100 meter zijn mening herzien. Als de Kroatische dame een gat van twee meter laat vallen, is Nienke volgens hem zeker van brons. Iets verderop heeft de Kroatische toch weer wat energie gevonden en moeten we ineens nog maar zien of Nienke een medaille gaat halen. Als zij vervolgens de achtervolging inzit op de Poolse die ervandoor is gegaan, hangt zilver eigenlijk al om haar nek en is goud nog een reële mogelijkheid omdat de Poolse het volgens het verslag ontzettend zwaar heeft, ‘dat is duidelijk te zien’ (we zijn nu 41 kilometer ver dus dat zou inderdaad best kunnen).
Nienke grijpt naar haar bovenbeen en kijkt om. Beiden niet echt fijne tekens zo in de finale. Is het kramp? Ze lijkt ineens anders te lopen, de Kroatische schiet haar voorbij en nu moet ze om het brons gaan vechten met de Duitse die inmiddels ook verre van soepel beweegt. Ruim 42 kilometer rennen en dan vierde worden is geen optie, lijkt Nienke te denken als ze nog één keer aanzet. Haar pijn spat van het beeld af als ze in dezelfde tijd als de Duitse over de finish sprint.

Wat een race. Het is nog niet genoeg om in het rijtje van voornamen te komen. Maar ik ben fan.

Over sprinten gesproken. Het wordt vast een prachtige atletiekweek met veel oranje medailles. Maar ik mis de dame waar het succes van de huidige lichting atleten mee is begonnen. Met ook zo’n mooie sportvoornaam. Dafne.